In het begin
In het begin was het eerste wat mijn engelbewaarder op papier zette een tekening van een hart. Vanuit het centrum van dat hart tekende hij een roos, alsof die uit het hart groeide. Vervolgens stelde hij zich beminnelijk, en nog steeds tot mijn grote verbazing, voor als mijn engelbewaarder, Daniël. Hij liet mij verbijsterd en in grote vreugde achter. Ik was zo gelukkig dat ik bijna door het huis vloog, mijn voeten raakten nauwelijks de grond en ik herhaalde telkens hardop: “Ik ben de gelukkigste mens op aarde, en ik ben ongetwijfeld de enige persoon op aarde die op deze wijze met haar engel heeft kunnen communiceren!”
De volgende dag keerde mijn engel weer bij mij terug. Ik bracht eindeloos vreugdevolle uren converserend met hem door. Opnieuw keerde hij, de volgende dag, terug, maar deze keer bracht hij tot mijn grote verrassing een groot aantal engelen uit verschillende koren mee. Ik voelde dat de poorten van de hemel plotseling wijd open waren, want ik kon zonder moeite deze grote bewegingen van engelen van boven voelen. Ze leken allemaal opgewonden en gelukkig, net als wanneer iemand verwacht dat er iets fantastisch gaat gebeuren. Uit hun vreugde maakte ik op dat er een feest was in de hemel en dat zij aan het vieren waren. Vervolgens zongen alle engelen samen eenstemmig deze woorden: “Er gaat een gelukkige gebeurtenis plaatsvinden!” Ik wist dat wat die gebeurtenis ook zou zijn, het mij direct betrof, maar, ofschoon ik intens probeerde te gissen, kon ik niet zeggen wat het was. Dit refrein werd de hele dag gezongen, met deze zelfde woorden en met slechts enkele minuten stilte tijdens deze koorzang. Telkens wanneer de hemel zich opende, herhaalden de engelen dezelfde koorzang.
De eerste woorden die mijn engel over God sprak waren de volgende: “God is dichtbij je en bemint je.” Ik moet de Heer deze minuut erg gekwetst hebben want Zijn woorden hadden geen enkel effect op mij. Ik herinner mij dat ik, toen mijn engel deze woorden over God sprak, dacht dat het iets normaals was voor een engel om dat te zeggen, daar engelen dichtbij God leefden. Ik antwoordde niet en mijn engel voegde er niets meer aan toe.
Slechts enkele dagen later veranderde mijn engel zijn gedrag tegenover mij en ik merkte op hoe uitermate ernstig hij werd. Met een zeer plechtige stem vroeg hij mij Het Woord te lezen. Ik deed alsof ik niet wist wat Het Woord was en vroeg hem naar zijn bedoeling. Hierdoor werd mijn engel nog ernstiger en zei dat ik heel goed wist wat hij bedoelde, niettemin zei hij mij dat het de Heilige Schrift was. Ik had mijn antwoord al op mijn tong en zei dat ik er geen in huis had. Hij zei te weten dat ik er geen had. Hij vroeg mij er een te gaan halen. Nog steeds met hem redetwistend zei ik dat hij het onmogelijke van mij vroeg, omdat in het Moslimland waarin ik toen woonde (Bangladesh) de boekhandels geen Bijbels verkochten. Hij zei mij onmiddellijk naar de Amerikaanse School te gaan waar mijn zoon naar school ging, en er één uit de bibliotheek te lenen. Ik overwoog of ik zou gaan of gewoon thuis zou blijven en weigeren. Waar ik mij ook voor geneerde was over hoe mijn echtgenoot en al mijn vrienden wel niet op dit alles zouden reageren. Ik kon het me gewoon niet voorstellen dat ik met een Bijbel voor hen te staan! Ik dacht al na over een plek in ons huis waar ik hem zou kunnen verbergen als ik hem mee naar huis zou nemen. Maar toen ik weer de ernstige blik op het gelaat van mijn engel zag besloot ik hem te gehoorzamen. Dus ging ik naar de school en ik zal verschillende Bijbels op de boekenplanken staan. Ik koos er één uit en nam die mee naar huis. Ik opende hem om te lezen, precies zoals mijn engel mij gevraagd had te doen. Mijn oog viel op de Psalmen: ik las, maar kon er geen enkel woord van begrijpen. Dit was een teken van God om mij te laten zien hoe blind ik was.
De Zuivering
Mijn engel kwam bij mij terug, nog steeds zeer ernstig, en berispte mij over bepaalde dingen die ik in mijn leven had gedaan en die God zeer mishaagden. Toen verweet hij mij de wijze waarop ik de gaven van God in het Gelaat van God had geworpen, gaven die Hij mij had gegeven maar die ik in het geheel niet had gewaardeerd. Hiermee begon hij me aan mijn zonden te herinneren die ik nooit gebiecht had, en hij liet ze mij zien. Hij liet ze mij zien als op een filmdoek. Hij herinnerde mij aan die gebeurtenissen en hoezeer ik God had beledigd. Maar de ernstigste verwijten die ik ontving betroffen de afwijzing van Gods gaven. Mijn engel vertelde mij dat het een grote belediging van God was om Zijn gaven te ontkennen en te verwerpen. Hij deed mij mijn zonden zien door de ogen van God, op de wijze waarop God ze ziet en niet op de wijze waarop wij ze zien. Ze waren zo monsterlijk dat ik mijzelf verachtte, terwijl ik bitter huilde. Deze toestand waarin ik werd geplaatst, zo begreep ik later, was een genade van God, opdat ik oprecht berouw zou hebben. Mijn zonden werden mij zo glashelder getoond, de innerlijke toestand van mijn ziel werd mij zo openlijk voor ogen gesteld, dat het was alsof ik binnenstebuiten werd gekeerd. Ik besefte plotseling hoe Adam en Eva zich gevoeld moeten hebben nadat ze hadden gezondigd, toen God hen naderde in Zijn Licht en ze Hem onder ogen moesten komen. Mijn ziel was ontbloot en stond te kijk; ik voelde mij naakt, weerzinwekkend en lelijk. Ik kon tussen mijn snikken door alleen maar tegen mijn engel zeggen dat ik geen fatsoenlijke dood verdiende en dat ik, omdat ik was zoals ik was, zo volkomen slecht, zou moeten sterven en in kleine stukjes zou moeten worden gehakt om voor de hyena’s te worden geworpen.
Deze zuivering moet bijna een week hebben geduurd. Het voelde als vuur, een reinigend vuur, dat het inwendige van mijn ziel zuiverde, en het was werkelijk een zeer pijnlijke ervaring.
Het Onze Vader Onderricht door Onze Schepper
Na deze ervaring, waardoor ik verpletterd achterbleef, openbaarde God onze Eeuwige Vader Zichzelf aan mij. Ik zag Hem met de ogen van mijn ziel, zoals ik gewoonlijk mijn engel zag, maar ik wist dat Hij het was en ik hoorde Hem. Ik herinner mij dat mijn reactie er een was van: “Ach, het is God en Hij kan ons nu helpen!” Daarom vroeg Hij mij: “Geloof je werkelijk dat Ik jullie kan helpen?” En ik antwoordde Hem: “Ja!” Toen herinnerde ik mij dat ik daarna naar het raam ging en tot Hem zei: “Kijk! Kijk wat er van de wereld is geworden!” Ik wilde Hem laten zien wat er van de wereld geworden was. God gaf geen commentaar maar vroeg mij het Onze Vader tot Hem te bidden. Ik bad het Onze Vader tot Hem terwijl Hij bij mij was, luisterend, en toen ik klaar was zei Hij dat de manier waarop ik het zei Hem niet beviel, omdat ik het te snel bad. Dus herhaalde ik het helemaal opnieuw, maar langzamer. Weer zei Hij tegen mij dat het Hem niet beviel, omdat ik bewoog. Hij vroeg mij het opnieuw te bidden. Ik bad het opnieuw en aan het einde zei God dat het Hem nog steeds niet beviel. Ik bad het verschillende keren, maar telkens zei Hij dat het Hem niet beviel. Ik begon mij af te vragen of Hij mij op één enkele dag alle Onze Vaders wilde laten bidden die ik al die jaren niet gebeden had! Ik was in de ochtend begonnen en nu was het avond. Opeens was Hij tevreden, want bij elke zin die ik sprak zei Hij met vreugde: “Goed!” Ik zal proberen een voorbeeld te geven om uit te leggen wat er werkelijk gebeurde:
Als je op een dag bezocht zou worden door een familielid dat je nooit eerder had ontmoet omdat hij of zij in een ander land woont, zou je in het begin de neiging hebben je afstandelijk tegenover hem te gedragen en je mogelijk formeel gedragen. Maar naarmate die dag de tijd verstrijkt zou je hem of haar meer nabij komen dan bij aanvang, en aan het einde van die dag zou je merken dat er zich een sympathie in je heeft ontwikkeld die er eerst niet was.
En dit was het geval bij mijn eerste ontmoeting met God. Toen ik het Onze Vader bad, tot God, was ik in het begin afstandelijk, maar Zijn bezoek dat de hele dag duurde veranderde mij, omdat telkens als ik dit gebed tot Hem zei, ik genoot van Zijn aanwezigheid, en de woorden die ik tegen Hem zei kregen een betekenis. Hij was zo vaderlijk, zeer teder en erg warm. De intonatie van Zijn Stem maakte dat ik mij zeer op mijn gemak voelde, zodat ik die dag op de een of andere manier, in plaats van te antwoorden met: “Ja, Heer,” bemerkte dat ik zei: “Ja, Papa.” Ik heb mij later tegenover God verontschuldigd omdat ik “Papa” had gezegd, maar Hij zei dat Hij dit woord had ontvangen als een juweel. Hij leek zo vergenoegd. En zo besefte ik tenslotte, dat God gevoelens had en dat Hij wilde dat ik dit gebed bad met MIJN HART.
De Aanvallen van Satan
Voordat ik aan deze paragraaf begin, zou ik willen schrijven wat Pater Marie-Eugene in zijn boek: “Ik ben een Dochter van de Kerk“, zegt over duivels aanvallen.
“Wat op het spel staat in dit treffen tussen het menselijke en het goddelijke, de zuiverheid van God en de onzuiverheid van de ziel, is te belangrijk voor de duivel om niet met alle macht waarover hij beschikt tussenbeide te komen. En toch zal de ziel na een korte tijd, gezuiverd door de donkere nacht, veilig zijn tegen zijn aanvallen en voor de duivel iets vreselijks zijn. Vandaar dat de duivel gebruikmaakt van het overwicht dat hij nog over de ziel bezit vanwege haar onvolmaaktheden en haar gehechtheden aan de zinnen. De Heilige Johannes van het Kruis merkt op dat “de duivel postvat, met grote sluwheid, op de weg die leidt van de zinnen naar de geest.” ( Levende Vlam van Liefde, st.iii; Peers, HI, 83)
“De duisternis van deze domeinen, de wanorde van de ziel, in de war als ze is door de nieuwheid van haar ervaringen en de intensiteit van haar lijden, scheppen voorwaarden die bijzonder gunstig zijn voor de interventies van de vorst van de duisternis en van de leugens.”
“Bij bepaalde uiterlijke tekenen van kalme en diepe stilte van de zinnen raadt de duivel gemakkelijk dat de ziel goddelijke mededelingen ontvangt. Onze mystieke doctor zegt:
‘Doorgaans staat God de vijand toe kennis te hebben van deze gunsten die door middel van een goede engel komen: deels opdat hij datgene ertegen kan doen wat hij overeenkomstig de maat van de gerechtigheid mag doen, én opdat hij aldus niet in waarheid zal kunnen beweren dat hem niet de kans gegeven is de ziel te veroveren, zoals hij zei met betrekking tot Job.’ (Donkere Nacht, boek II, xxiii; Peers, 1,449)” )
“Zo liggen de feiten aangaande het probleem van de donkere nacht van de geest en de oorzaken waardoor ze worden voortgebracht. Deze nacht is een ontmoeting, of liever gezegd een echte strijd, georganiseerd door de liefhebbende Wijsheid. God vestigt Zijn volmaakte heerschappij in de ziel pas na het wegnemen van haar ongeschiktheid voor het goddelijke en na het zegevieren over alle krachten van de duivel die enige macht over haar hebben.”
Dit, om de lezer beter te laten begrijpen waarom God de Satan toestaat tussenbeide te komen.
Direct na deze zalige dag die ik had doorgebracht met Onze Vader in de Hemel, brak heel de furie van de hel los! Op zeer woeste wijze viel Satan mij aan. Het eerste wat ik van hem hoorde klonk meer als het gegrom van een wild dier dan als een stem. Dat gegrom leek te zeggen: “GAAAA!” Ik giste dat “Ga” betekende dat ik moest ophouden contact te hebben met mijn engel en met God. Zeer bedroefd draaide ik mij om op zoek naar mijn engel, maar Satan leek alle ruimte te hebben ingenomen en met diepe haat begon hij mij allerlei namen te geven. Hij veroorzaakte zoveel doodsangst en zoveel schrik in mijn ziel dat ik zou hebben kunnen sterven als God niet een plan met mij had gehad. Ik heb nooit eerder zoveel woede ervaren. Ik beval hem weg te gaan en dat leek zijn woede zelfs nog meer aan te wakkeren. Het was als de furie van een krankzinnige. Hij kookte van woede en gromde als iemand die zijn verstand heeft verloren; zijn stem klonk heel schor toen hij zei: “Hé! Verdwijn van hier, jij h…, verdwijn of anders zal het vuur van de hel de rest doen!” Ik hoorde mijzelf antwoorden: “Nee!” Met mijn “Nee” bedoelde ik, dat ik NIET de aanwezigheid van God noch die van mijn engel zou VERLATEN. Toen beet hij terug dat ik vervloekt was en gaf mij allerlei scheldnamen.
Deze angst, die de duivel een ziel kan inboezemen, is moeilijk uit te leggen. Dit verschijnsel dat plaatsvindt, is iets dat, ofschoon je logica je zegt dat je niet krankzinnig bent, je jezelf toch niet onder controle kunt houden. Deze angst komt gewoonlijk in golven, en alsof Satan zelf nog niet voldoende was zond hij ook andere demonen om mij aan te vallen. Steeds wanneer zij mij aanvielen groeide er iets beangstigends in mij dat niets te maken heeft met vrees voor iets van buiten. Het was een gevoel dat ik niet kon wegduwen.
Mijn arme engel kon mij in deze verschrikkelijke momenten, momenten die mij soms deden geloven dat ik mijn verstand zou verliezen, enkel één woord zeggen: “BID!” Ik bad en smeekte mijn engel mij te helpen uit deze toestand te komen, want hij leek eeuwig te duren.
De Strijd tussen Mijn Engel en Satan
Alsof het nog niet genoeg was dat ik overdag gekweld werd, kwam Satan ook in de nacht. Hij wilde mij niet laten slapen. Telkens wanneer ik op het punt stond in slaap te vallen probeerde hij mij te laten stikken. Ik voelde hem soms als een adelaar die zijn klauwen in mijn maag wilde steken om alle lucht uit mij te persen. Ik voelde de strijd om mij heen, ik voelde hoe ik midden in deze strijd stond, tussen mijn engel en de duivel. Toen, alsof er niets gebeurd was, hield alles op zekere dag op. Satan stopte zijn aanvallen en ik had enkele dagen rust. Heel deze ervaring liet mij nogal verzwakt achter, maar ik was meer dan ooit tevoren gehecht aan mijn engel.
In mijn ogen begon mijn engelbewaarder alles te worden en hij vulde mijn leven. Ik hechtte mij aan hem alsof, om zo te zeggen, mijn leven ervan afhing. Ik besefte hoezeer onze engelbewaarders ons beschermden, beminden, voor ons zorgden, over ons waakten, om ons weenden, voor ons baden, met ons leden en alles met ons deelden. Lijden en vreugden werden gedeeld.
Tot ontzetting van de duivel, daar hij vermoedde wat God met mij voorhad, hij verscheen weer op het toneel. Sluw als hij is, veranderde hij deze keer van strategie. Hij gebruikte de klassieke manier om mij te misleiden en verscheen aan mij als mijn engel. Hij hechtte groot belang aan de manier waarop hij mij God wilde afschilderen. Zijn doel was, omdat hij vermoedde dat God mij zou benaderen met een zending, om mij God op de verkeerde manier te doen vrezen, zodat, wanneer Gods tijd zou komen om mij te ontmoeten, ik van Hem weg zou rennen.
Ik geef toe dat hij er in het begin in slaagde mij te bedriegen en ik geloofde wat hij over God zei, want hij maakte gebruik van mijn onwetendheid om mijn geest te voeden met een verkeerd beeld van God. Hij schilderde God voor mij af als een vreeswekkende rechter met weinig tolerantie tegenover Zijn schepselen en dat Hij ons bij de geringste fout van onze kant op verschrikkelijke wijze zou straffen. Dit duurde enkele dagen.
Ik belandde op het punt waar ik niet meer kon onderscheiden wie wie was. Ik kon niet zeggen of ik met mijn engel was of dat het de duivel was die mijn engel na-aapte. Ik had niemand bij wie ik om raad kon gaan en ook niet om advies. Ik was helemaal alleen. Ik wilde dit ook niet delen met mijn echtgenoot, uit vrees hem te verontrusten. Satan, die meende nu de overhand te hebben, begon de strik aan te halen door kwade tekenen te tonen, kwaadaardigheid, mij in verwarring brengend. Om alles nog erger te maken bracht hij elke dag meer en meer demonen mee om mij aan te vallen, wat het voor mijn engel zeer moeilijk maakte om mij te beschermen. God stond mij eens toe de duivel af te luisteren terwijl hij bevelen gaf aan zijn engelen om mij te aan te vallen en mij te verlammen. Deze gevallen engelen omringden mij, bespotten mij, logen tegen mij en gaven mij allerlei smerige namen. Ze gaven mij ook de bijnaam “Vrome”, maar spottend. God stond dit alles toe, want ook dit was een manier waarvan Hij gebruik maakte om mijn ziel te zuiveren.
Mijn Zuivering Gaat Door
Er gingen enkele dagen voorbij en plotseling vroeg mijn engel mij naar het seminarie te gaan om een priester te bezoeken en hem de boodschappen te laten zien. Ik deed precies wat hij mij vroeg. Maar ik was zeer teleurgesteld. Ik had grootse verwachtingen en wat ik ervoer kwam als een klap. De priester geloofde dat ik een psychologische crisis doormaakte en meende dat ik mij op de rand van schizofrenie bevond. Hij wilde mijn beide handen onderzoeken. Hij nam mijn beide handen en analyseerde ze. Ik wist wat hij dacht, hij probeerde aan mijn handen sporen te vinden van één of ander soort abnormaliteit zoals bij bepaalde geestesziekten. Hij geloofde dat God hem nu dit zware kruis, dat ik was, te dragen had gegeven. Hij beklaagde mij en vroeg mij, om wanneer dan ook, bij hem te komen. Ik ging hem om de twee of drie dagen bezoeken. Ik ging niet graag naar hem toe, want hij behandelde mij in het begin als een geestelijk gestoord geval. Dit duurde ongeveer drie of vier maanden. De enige reden waarom ik volhield hem te bezoeken was, dat ik hem wilde bewijzen niet geestelijk gestoord te zijn. Tenslotte besefte hij na enige tijd dat ik gezond was. Op een dag zei hij zelfs dat wat ik had, een charisma van God zou kunnen zijn.
Mijn engelbewaarder leidde mij intussen naar God en één van de eerste lessen die hij mij gaf ging over onderscheiding. Deze lessen over onderscheiding maakten de duivel nog razender, want het betekende dat ook al zou hij verschijnen als een engel van licht, ik het onderscheid zou kennen.
Mijn engel vertelde mij dat Jezus mij zal benaderen en dat zijn zending (die van de engel) tot een einde kwam. Toen ik dit nieuws hoorde was ik bedroefd. Ik wilde niet dat mijn engel mij verliet. Hij trachtte me tot rede te brengen en legde mij uit dat hij slechts de dienaar van God was en dat ik mij nu tot God zou moeten wenden. Hij probeerde uit te leggen dat het zijn zending was mij mee te nemen naar God en mij veilig bij Hem te brengen. Maar dat was des te pijnlijker voor mij. Ik kon de idee niet verdragen dat ik van de ene dag op de andere niet langer in verbinding zou staan met mijn engel.
Zoals mijn engel Daniël mij had voorzegd, kwam Jezus op een dag in zijn plaats. Toen Hij Zich aan mij openbaarde vroeg Hij mij: “Wiens huis is belangrijker, jouw huis of Mijn Huis?” Ik antwoordde Hem: “Uw Huis.” Ik voelde dat Hij gelukkig was met mijn antwoord, Hij zegende mij en ging weg.
Opnieuw kwam de Heer in plaats van mijn engel en zei: “Ik ben het”, en toen Hij zag dat ik aarzelde zei Hij duidelijk: “Ik ben het, God;” maar in plaats van blij te zijn was ik ongelukkig. Ik miste mijn engel verschrikkelijk. Ik hield heel veel van mijn engel en de gedachte alleen al dat hij niet meer zou komen, omdat zijn plaats zou worden ingenomen door God, maakte mij onrustig. Ik wil hier vermelden wat de Heer tegen mij zei met betrekking tot mijn liefde voor mijn engel. Hij zei dat niemand ooit meer van zijn engel heeft gehouden dan ik, en dat Hij hoopte op een dag deze woorden tot mij te kunnen zeggen: “Niemand heeft Mij ooit in jullie tijdperk meer bemind dan jij.”
Mijn engel bleef nu op de achtergrond. God vroeg mij: “Bemin je Mij?” Ik zei dat ik dat deed. Hij berispte mij niet omdat ik niet genoeg van Hem hield, maar in plaats daarvan zei Hij zeer teder: “Bemin Mij meer.”
De andere keer dat de Heer Zich aan mij openbaarde zei Hij tegen mij: “Doe Mijn Huis herleven” en “Vernieuw Mijn Huis”. Ik kan me niet herinneren te hebben geantwoord, maar ik wist dat wat Hij mij vroeg onmogelijk was.
De volgende dagen bezochten of mijn engel of Jezus mij, soms beiden tegelijk. Mijn engel preekte tegen mij, hij vroeg mij om vrede met God te sluiten. Toen hij mij dat vroeg, was ik erg verbaasd en ik zei hem dat ik niet in oorlog met God was, dus hoe moest ik dan vrede met Hem sluiten?
God vroeg mij opnieuw Hem te beminnen. Hij vroeg mij vertrouwelijk, intiem met Hem te worden, zoals ik dat was met mijn engel. Hij bedoelde dat ik vrijuit tegen Hem moest praten, maar ik kon het niet. Ik ervoer Hem nog steeds als een vreemde en niet als een vriend. Mijn engel herinnerde mij eraan dat hij slechts de dienaar van God was en dat ik God zou moeten beminnen en verheerlijken. Naarmate hij mij meer naar God duwde, des te meer raakte ik in paniek, uit angst dat hij mij zou verlaten. Hij zei me mij aan God over te geven, maar ik deed het niet.
Ondertussen had Satan het niet opgegeven, hij hoopte nog steeds mij in mijn zwakke toestand te pakken te krijgen. God stond mij een of tweemaal toe een gesprek te horen tussen Jezus en Satan. Satan vroeg aan Hem mij op de proef te stellen. Hij zei tegen Jezus: “We zullen zien wat er gebeurt met Uw Vassula… Uw dierbare Vassula zal U niet trouw blijven, ze zal vallen en deze keer voorgoed, ik kan U dat bewijzen in de dagen van haar beproevingen.” En zo werd Satan toegestaan allerlei bekoringen op mij los te laten. Ongelooflijke bekoringen! Telkens wanneer ik besefte dat het een bekoring was en die overwon, legde hij weer een andere grotere bekoring op mijn weg. Bekoringen die, als ik ervoor bezweken zou zijn, mijn ziel naar de hel zouden hebben gebracht. Toen begonnen zijn aanvallen opnieuw. Hij spatte kokende olie op mijn middelvinger, op de plek waar ik het potlood vasthoud wanneer ik schrijf. Onmiddellijk verscheen de blaar en ik moest hem verbinden om in staat te zijn het potlood vast te houden terwijl ik schreef. De duivel probeerde nogmaals, en verschrikkelijk wreed, om mij te doen stoppen contact met God te hebben en te schrijven. Ik schreef met veel pijn. Telkens wanneer mijn vinger was genezen herhaalde hij keer op keer hetzelfde, en zo schreef ik gedurende weken, maar niet zonder lijden.
Toen mijn familie en ik op vakantie gingen naar Thailand, stapten we in een boot om een eiland te bezoeken. Op de terugweg, zodra we binnenliepen, schudde de boot en ik verloor mijn evenwicht. Om niet te vallen greep ik mij vast aan het eerste wat ik zag en dat was de uitlaatpijp van de boot, gloeiendheet. Ik verbrandde de hele palm van mijn rechterhand. Mijn eerste gedachte was: “Hoe moet ik nu schrijven?” Mijn hand zwol op, werd rood en erg pijnlijk. We waren nog een half uur van ons hotel verwijderd, maar toen we daar aankwamen was de hele zwelling en de pijn verdwenen. Er was geen spoor meer van de verbranding. De Heer vertelde mij later dat Hij Satan niet had toegestaan zover te gaan en daarom genas Hij mijn hand. De duivel probeerde op een andere manier mij te laten stoppen met schrijven. Hij verscheen aan mijn zoon (die was toen tien jaar oud), in een droom. Hij nam de gestalte van een oude man aan en zei hem, terwijl hij bij zijn bed zat: “Je zou er beter aan doen tegen je moeder te zeggen dat ze moet ophouden met schrijven en als ze het niet doet zal ik met jou hetzelfde doen wat ik met haar deed toen ze jong was. Ik zal komen wanneer je in bed ligt, je hoofd achterover trekken en je wurgen.”
Dit had ik beleefd toen ik ongeveer zes jaar oud was. Gedurende een zekere nacht zag ik terwijl ik in bed lag vlak voor mij, precies boven mijn keel, twee vreselijk lelijke handen van een oude man. Het volgende wat ik bemerkte was dat iets mijn hoofd achterover trok en mijn hals blootlegde. Daarna niets. Maar het liet mij bevend achter.
Satan heeft mij vanaf mijn vroegste jeugd lastiggevallen, want bijna elke nacht, vanaf mijn zesde jaar, verscheen hij in dromen om mij schrik aan te jagen, hierbij nam hij de gedaante van een grote zwarte hond aan. Het was altijd dezelfde droom. Ik wandelde in een schemerige gang en daar aan het einde was die grommende hond, klaar om mij te bespringen en mij aan stukken te scheuren en doodsbang ging ik op de vlucht.
Toen ik ongeveer tien jaar oud was zag ik Jezus in mijn droom. Hij bevond Zich aan het einde van een soort gang. Ik zag alleen Zijn portret, ik zag Hem tot Zijn middel. Hij glimlachte en zei: “Kom, kom bij Mij.” Ik werd plotseling gegrepen door een onbekende luchtstroom die mij dichter en dichter naar Hem toe trok. Ik was bang voor deze onbekende luchtstroom en Jezus besefte mijn angst, glimlachte naar mij. Deze luchtstroom dreef mij helemaal naar Jezus totdat mijn gezicht Zijn gezicht raakte.
Op ongeveer twaalfjarige leeftijd had ik ook nog een andere mystieke ervaring. Het was mijn geestelijke bruiloft met Jezus. Weer in een droom was ik als bruid gekleed en mijn bruidegom was Jezus. Ik kon Hem alleen niet zien maar ik wist dat Hij er was. De mensen die aanwezig waren groetten ons vrolijk met palmbladeren in hun handen. Men verwachtte van ons dat wij de bruiloftsgang zouden maken. Direct na de bruiloft ging ik een kamer binnen. Daar was onze Gezegende Moeder met de H. Maria Magdalena en twee andere heilige vrouwen. Onze Gezegende Moeder was erg gelukkig en omhelsde mij. Ze begon onmiddellijk mijn jurk en mijn haar in orde te brengen en ik besefte dat Ze wilde dat ik er mooi uit zou zien voor Haar Zoon.
Satan Gaat Door met Verschillende Aanvallen
De duivel wist hoe afschuwelijk ik kakkerlakken vind. Ik haat het dit te schrijven, maar ik voel dat ik het moet doen om te laten zien hoe de duivel tegen mij vocht. Op een dag liep ik een kamer uit en sloot de deur. Plotseling voelde ik op mijn gezicht een natte vloeistof sprenkelen. Ik begreep niet waar het vandaan kwam. Plotseling hoorde ik Satan lachen en spottend zei hij tegen mij: “Dit is de manier waarop ik doop. Dit is het soort heilig water dat jij verdient!” Toen zag ik wat er was gebeurd. Ik had op de deurpost een dikke kakkerlak verpletterd. Ik zou op dat moment hebben kunnen sterven en dan van afschuw! Ik houd er niet van zoveel te schrijven over de aanvallen van Satan, maar ik wil graag laten zien hoe hevig hij tegen mij vocht om te verhinderen dat deze boodschap uitgebracht wordt en om mij te beletten deze zending te vervullen die de Heer voor mij aan het voorbereiden was.
Op een dag besloot hij weer van tactiek te veranderen. Om mij te misleiden nam hij het precieze uiterlijk van mijn overleden vader aan. Zelfs de wijze waarop hij tot mij sprak was dezelfde. Een volmaakte imitatie. Hij sprak tegen mij in het Frans zoals mijn vader nu en dan deed en zei: “Mijn lieve kind, kijk… God zendt mij uit medelijden naar je toe om tegen je te zeggen dat je dwaalt. Hoe kun je geloven dat Hij op deze manier met jou contact onderhoudt? Deze dingen zijn, zoals je weet, onmogelijk, en je beledigt God alleen maar en maakt Hem boos. Denk toch eens na… God spreekt tot jou? Waar heb je ooit eerder van zoiets gehoord? Alleen krankzinnigheid kan je ertoe brengen zoiets te geloven!” Ik vroeg: “Wel, en hoe zit het met mijn engel, is het met engelen mogelijk?” Toen hij zei: “O die…” was zijn stem vervuld met haat en ik herkende wederom Satan.
De Woestijn en dan de Volledige Overgave
En daarom, … weldra lok Ik haar weer naar Mij toe, zorg Ik dat zij naar de woestijn gaat en spreek Ik tot haar hart. (Hosea 2:16)
Welnu, God wilde dat ik mij volledig aan Hem zou overgeven. Hij wilde Zich met mij verenigen en mij tot de Zijne maken. Hij wilde mij vormen en omvormen. Ik gaf mij niet over zoals Hij verlangde en dus moest ik nóg een zuivering ondergaan voor mijn totale overgave aan God, zodat ik vrede met Hem kon sluiten. Dit is wat er gebeurde: Ik riep tot God en tot mijn verbazing antwoordde Hij niet. Ik raakte in paniek en zocht mijn engel, maar die was er ook niet. In plaats daarvan voelde ik enkele zielen om mij heen, ze kwamen als bedelaars naar mij toe. 1 Ze smeekten mij om gebeden, zegeningen en om wijwater. Ik ging onmiddellijk naar de kerk en bracht wijwater voor hen mee. Ze vroegen mij het over hen heen te sprenkelen en dat deed ik. Dit gebaar trok nog meer zielen aan en binnen de kortste tijd had ik een hele menigte om mij heen. Tot mijn verbazing leek het hun pijnen te verlichten en hun vreugde was groot. Eén van hen vroeg mij daar voor hem te bidden en hem slechts één keer te zegenen. Ik wist niet hoe, dus vertelde hij mij slechts één eenvoudig gebed te bidden en hem te zegenen. Ik bad zoals hij dat vroeg en zegende hem. Hij dankte mij met blijdschap en hij zegende mij ook. Dit alles was nieuw voor mij, maar ik voelde dat zij verlicht en verheugd waren. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om hun te vragen of zij wisten waar mijn engel was, de engel waarvan mijn hart al was gaan houden. Maar ik kreeg geen antwoord.
Elke dag die in deze eenzaamheid voorbijging leek een jaar; ik was op zoek naar vrede en kon die niet vinden. Ik was omgeven door veel vrienden en mensen, maar ik had mij nog nooit zo eenzaam en verlaten gevoeld als toen. Ik had het gevoel door een hel te gaan. Dikwijls schreeuwde ik het uit naar mijn engel om terug te komen, maar nee, hij was verdwenen! Mijn ziel bezweek door zijn vlucht. Ik zocht hem maar ik vond hem niet; ik riep om hem, maar hij antwoordde niet. Ik doolde drie volle weken in de woestijn, meer dood dan levend, totdat ik het niet langer uithield en in die verschrikkelijke nacht die mijn ziel doormaakte schreeuwde ik met heel mijn hart en als nooit tevoren tot Jahweh: “VADER!! … waar bent U?… Vader?… Waarom hebt U mij verlaten? O God, neem mij! Neem mij en gebruik mij zoals U wenst!… Zuiver mij zodat U mij kunt gebruiken!”
Door deze doordringende kreet, die uit het diepst van mijn hart kwam, opende zich plotseling de hemel, en als een donder, riep de stem van de Vader vol emotie tot mij: “IK GOD BEMIN JE!” Deze woorden waren als een balsem uitgestort over deze indrukwekkende wonden die mijn ziel ontvangen had en ze genazen mij onmiddellijk. Ik voelde Zijn Oneindige Liefde in deze door God geuite woorden.
Direct na deze woorden van liefde, leek het mij alsof ik vanuit een tornado in een mooie vredige tuin viel. Mijn engel verscheen weer en met grote tederheid begon hij mijn wonden te verbinden, die wonden die ik had opgelopen terwijl ik in de nacht deze eindeloze woestijn had doorkruist. Toen vroeg Jahweh mij de Bijbel te openen en te lezen. De eerste passage die ik las bracht mij tot tranen en bekeerde mij, want ze openbaarde mij op een verbazingwekkende manier het Hart van God. Ik las in Exodus 22: 25-26 de woorden:
“Als gij iemands mantel in pand neemt, dan moet ge die voor zonsondergang aan hem teruggeven. Hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken, het is de beschutting van zijn blote lichaam, hij moet erin slapen. Roept hij tot Mij om hulp, dan zal Ik hem verhoren, want Ik ben vol medelijden.”
God verkoos mij niet direct te zeggen wat Zijn redenen waren voor wat er gebeurde tijdens deze drie weken maar veel later, op 22 december 1990, gaf Hij mij deze verklaring, dit zijn Zijn eigen woorden:
“…Mijn Hart, een Afgrond van Liefde, riep om jou; jij had verdriet op verdriet in Mijn Hart gestapeld, verraad op verraad; je hebt met Mij geworsteld, nietig klein schepsel… maar Ik wist dat je hart geen verdeeld hart is en dat, wanneer Ik eenmaal je hart veroveren zou het helemaal van Mij zou worden; als een product van je tijd worstelde je met Mij, maar Ik heb je in de worsteling neergeworpen en je in het stof getrokken en in de woestijn waar Ik je achtergelaten heb, helemaal alleen;
Ik had je voorzien van een engelbewaarder sinds het begin van je bestaan, om je te beschermen, te troosten en te je leiden; maar Mijn Wijsheid beval je engelbewaarder je te verlaten om je de woestijn alleen onder ogen te laten zien; Ik zei: “je moet leven ondanks je naaktheid!”2 want niemand is in staat alleen te overleven;3 Satan zou het volledig overgenomen hebben en je gedood hebben; Mijn bevel was ook aan hem gegeven; Ik verbood hem toen je aan te raken, in je ontzetting heb je je Mij herinnerd en opgekeken naar de Hemel, wanhopig naar Mij zoekend; je klagen en je smeekbeden verbraken plotseling de dodelijke stilte die om je heen was en je doodsbange kreten doorboorden de hemelen en bereikten het Oor van de Heilige Drie-Eenheid…
“Mijn kind!” de Stem van de Vader, vol vreugde, weerklonk door de hele Hemel, “”ach… Ik zal haar nu Mijn Wonden laten doordringen 4 en haar Mijn Lichaam laten eten en Mijn Bloed laten drinken; Ik zal haar huwen en zij zal voor eeuwig de Mijne zijn Ik zal haar de Liefde tonen die Ik voor haar heb en voortaan zullen haar lippen dorsten naar Mij en haar hart zal Mijn rustkussen zijn voor Mijn Hoofd; ze zal zich dagelijks verlangend overgeven aan Mijn Rechtschapenheid; Ik zal haar tot een altaar maken van Mijn Liefde en Mijn Passie; Ik, en Ik alleen, zal haar enige Liefde en Passie zijn; en Ik zal haar met Mijn Boodschap tot aan de uiteinden van de wereld zenden om een ongelovig volk te veroveren, en naar een volk dat niet eens het hare is; en ze zal vrijwillig Mijn Kruis van Vrede en Liefde dragen en de weg naar Calvarie gaan;”
en Ik, de Heilige Geest, zal op haar neerdalen om haar de Waarheid te onthullen en Onze diepten;5 Ik zal de wereld eraan herinneren, door haar, dat de grootste van alle gaven is: LIEFDE; “
“laten Wij6 dan feestvieren! laat de hele Hemel feestvieren!”
God gaf mij een visioen om de situatie beter te begrijpen. Hij deed mij begrijpen waarom Satan zo agressief tegen mij was. Zolang ik niet volledig bekeerd was, viel de duivel mij niet lastig en was hij tevreden. Hij toonde geen enkele agressie. Maar op het moment dat hij voelde dat ik mij naar God keerde en hij mij zou kunnen verliezen, viel hij mijn ziel aan.
Dit was het visioen: Ik zag mijzelf in een kamer staan en daar zag ik een slang (Satan) kruipen. Die slang was klaarblijkelijk mijn huisdier. Maar omdat ik mijn belangstelling voor hem had verloren, hield ik op hem te voeden. Hongerig en verbaasd kwam hij uit zijn hol op zoek naar voedsel. Ik sloeg hem gade terwijl hij naar zijn voederbak ging en daar een tros druiven vond. De slang verzwolg ze maar leek niet verzadigd. Dus kroop hij naar de keuken op zoek naar voedsel. Intussen begon hij te begrijpen dat mijn gevoelens ten opzichte van hem waren veranderd en dat ik nu zijn vijand was geworden in plaats van zijn vriend. Daarom wist ik dat hij zou proberen mij te doden. Ik was bang, maar juist toen verscheen mijn engelbewaarder en vroeg mij of ik problemen had. Ik vertelde hem over de slang. Hij zei mij dat hij ervoor zou zorgen. Ik aarzelde of ik zou moeten meedoen aan het gevecht of niet en ik besloot om mij bij mijn engel te voegen om samen het werk te doen. Mijn engel nam een bezem en opende een deur die naar buiten leidde en ging toen naar de slang en joeg hem weg. Daarna sloeg hij de deur dicht en wij keken door het raam naar de reactie van de slang. Die was in paniek. We zagen hem teruggaan naar de deur. Maar de deur zat veilig op slot. Hij gleed snel de trap af en de straat op. Op het moment dat hij de straat op gleed veranderde hij in een reusachtige lelijke pad en weer in een boze geest. Er werd alarm geslagen en de mensen buiten grepen hem en bonden hem vast.
De Priester Veroordeelt de Boodschappen
Ik was regelmatig naar het seminarie gegaan om de priester te ontmoeten. Op een dag vroeg hij mij om dit fenomeen te kunnen zien wanneer ik met de hemel aan het communiceren was, en toen de communicatie begon kwam hij naar mij toe en raakte mijn hand aan om te zien of hij mij kon tegenhouden. Hij voelde onmiddellijk een soort tintelende stroom door zijn arm gaan. Hij zei niets tegen mij, maar later, daar dat elektrische gevoel de hele middag bij hem bleef, ging hij naar een andere priester in het seminarie om te vertellen wat hij beleefd had. De andere priester wist van mij af. Toen hij hem over het incident vertelde, beoordeelde hij het veeleer als afkomstig van de duivel dan van God en hij vroeg hem mij naar hem toe te brengen.
Hij besprenkelde zijn kamer met wijwater, de stoel waarop ik moest gaan zitten, de werktafel, het papier en het potlood dat hij mij wilde laten gebruiken. Ik ging erheen en hij vroeg mij “wat dan ook” op te roepen waarmee ik communiceerde en “het” te vragen te schrijven: “Ere zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” Ik bad en vroeg God dit voor mij te schrijven. En Hij deed het, maar met zoveel kracht dat het potlood brak en ik het moest afmaken met een pen. De priester was woedend en tevens erg geschrokken. Hij begon mij van alles te vertellen over Satanisme, het kwaad, magie en stomme geesten, en dat de geest waarmee ik communiceerde niet Goddelijk was maar een stomme geest. Hij vervulde mij met schrik. Toen ik opstond om weg te gaan, zei hij tegen mij dat ik niet meer naar het seminarie moest komen en naar de kerk tenzij ik stopte met schrijven, tenminste gedurende enige tijd, en dat ik ook de andere priester met rust moest laten. Hij gaf mij drie gebeden om dagelijks te bidden (het gebed tot de Heilige Michaël, het Memorare van de Heilige Bernardus en de noveen tot het Heilig Hart van Jezus). Hij gaf mij ook een rozenkrans in mijn hand.
Ontredderd ging ik terug naar de eerste priester die tenminste vriendelijker was en ik vertelde hem wat er was gebeurd. Ik zei hem, dat de andere priester niet wilde dat ik hem bleef bezoeken en dat deze bezoeken moesten stoppen. Hij sloeg zijn blik neer, boog het hoofd aan een zijde en antwoordde niet. Hierdoor wist ik dat hij ermee instemde. Ik zag duidelijk en begreep dat ik, door hem niet meer te bezoeken, hem onmiddellijk bevrijdde van een enorm kruis. Ik wist nu dat ik een persona non grata was, dus stond ik op en riep hard: “U zult mij nooit meer zien in uw huis, niet voordat ik welkom ben!” En zo vertrok ik, in de veronderstelling dat ik het Katholieke terrein voorgoed verlaten had.
Ik ging terug naar huis en huilde tranen met tuiten. Mijn engel kwam om mij te troosten door mijn voorhoofd te strelen. Ik weeklaagde tot God: “Ik ben verward en mijn ziel is bedroefder dan iemand zich kan voorstellen. Ik weet het niet meer. U zegt dat U het bent, en mijn hart voelt en weet dat U het bent, maar hij zegt dat het de duivel is. Als U het bent, dan wil ik dat deze priester eens zal toegeven dat mijn communicatie Goddelijk is, en dan zal ik geloven!” God zei eenvoudig, “Ik zal hem doen buigen…”
De engel was erg teder voor mij. Hij verbond mijn geestelijke wonden zeer voorzichtig. Ik bad elke dag de gebeden die de priester mij had gegeven en deed precies wat hij mij gevraagd had te doen. Ik hield op het charisma dat God mij gegeven had te gebruiken en vermeed het schrijven. Daar ik in een Moslimland leefde, kocht ik een Koran om te bestuderen en met onze Bijbel te vergelijken. Op een dag, toen ik aantekeningen maakte, verscheen tot mijn verbazing de Hemelse Vader aan mij. Alleen al Zijn aanwezigheid vervulde mij met een onbegrijpelijke vreugde en Hij zei tegen mij: “Ik, God, bemind je; dochter, onthoud dit altijd, Jahweh is Mijn Naam;”
En terwijl ik het potlood vasthield, gebruikte Hij mijn hand om het op mijn notitiepapier te schrijven. Even later daalde Hij naast mij neer en weer kwam Hij zeggen, terwijl Hij mijn hand gebruikte: “Ik, God, bemin je; Vassula, onthoud dit altijd; Ik ben Degene die je leidt; Jahweh is Mijn Naam;” Dit was zo ontroerend dat ik in tranen uitbarstte. Ik was als een gevangene, verboden om tot mijn Vader te spreken, verboden enigerlei communicatie met de hemel te hebben, verboden het charisma te gebruiken dat God Zelf mij had gegeven, en verboden om deze manier te gebruiken om de Vader in de hemel te naderen. Bij al deze verboden, wie komt er om mij in de “gevangenis” te bezoeken’? Degene die mij het meest bemint! De Tederste Vader, Degene die het hele universum in de palm van Zijn Hand houdt, om mij Zijn genegenheid en liefde te tonen.
Vervolgingen Door de Priester
De priester evenwel gaf het niet op. Hij schreef mij brieven om mij te zeggen dat alles wat ik had waardeloze rommel was en dat ik maar naar mijzelf hoefde te kijken om te weten dat een dergelijke genade nooit aan mij gegeven zou worden. Eerder had hij gezegd dat zulke genaden voor mensen waren die voor God werkten, zoals bijvoorbeeld Moeder Teresa, en met een gebaar van zijn hand wees hij naar zijn boekenplanken. Daarna probeerde hij mij bang te maken door te zeggen dat het van de duivel was, zodat ik zou ophouden met schrijven. Hij slaagde gedeeltelijk, want telkens wanneer God mij daarna naderde joeg ik Hem weg. Ik kon nauwelijks mijn engel verdragen. Als ik van God de woorden hoorde: “Ik, Jahweh, bemin je,” deed ik alsof ik niets hoorde en stond niet toe dat het werd neergeschreven. Wanneer Jezus mij naderde en mij zei: “Vrede Mijn kind”, keerde ik mij van Hem af en verjoeg Hem, Hem voor de boze aanziende. De priester slaagde erin mij te doen denken dat God niet communiceert met iemand zoals ik, omdat God alleen naar heilige mensen gaat. Ik kon soms tamelijk agressief worden als Jezus bij mij kwam om tot mij te spreken, denkend dat het de duivel was. Ik joeg Hem keer op keer fel weg.
Tenslotte vond Wijsheid een weg. Mijn engel kwam mij zeggen dat hij een boodschap van Jezus had die hij mij zou vertellen. Hij werd de tussenpersoon. Dit was een manier die ik kon aanvaarden, maar niet altijd, want ik stond nog steeds onder invloed van de woorden van de priester. Hoe en waarom zouden de Ogen van de Heilige zich wenden tot een zo verachtelijke ziel als de mijne, laat staan tot mij spreken! Hoe had ik kunnen geloven dat God, de Almachtige, zou spreken en communiceren met mij op een zo simpele manier! Nooit in mijn leven had ik van zoiets gehoord. Ja, alleen in de Heilige Schrift, met mensen als Mozes, Abraham en de profeten, maar dit was een ander verhaal en een andere tijd. Een sprookje was het, een illusie, mijn hoofd duizelde, omdat ik wist dat het gebeurde en dat ik niet gek was! Langzaam en na verloop van tijd begonnen deze wonden te genezen die ik van de priesters had ontvangen.
Mijn engel gaf mij zoveel vrede door elke dag urenlang tot mij te preken. Nu en dan maakte hij ruimte voor Jezus om Zijn Goddelijke woorden te citeren. De eerste keer dat dit gebeurde stond ik op het punt de woorden uit te gummen, omdat ik mijzelf had toegestaan ze op te schrijven. De engel kwam tussenbeide om mij te vragen te begrijpen en deze woorden te laten staan omdat ze echt van Jezus waren. De woorden waren: “Ik, Jezus, bemin je;” Dit waren de eerste geschreven woorden van Jezus na de crisis. Ze waren geschreven op 20 juni 1986. Langzaam, langzaam, stap voor stap, en heel teder, naderde Jezus mij weer.
Op 9 juli 1986, 7 zei God: “Ik, God, bemin je;” Mijn engel, die onmiddellijk mijn aarzeling bemerkte, vroeg mij deze woorden te bewaren; zeggende dat elk woord door God gegeven was, en dat God dicht bij mij was. De volgende directe boodschap van God kwam in juli 1986. 7 Deze boodschap was: “I have fed you, (spiritually), “Ik heb je gevoed (geestelijk), Ik ben gekomen om je het voedsel te geven; help alsjeblieft de anderen door aan hen ook dit voedsel te geven; doe hen gedijen door hen naar Mij te leiden; Ik heb je gevoed, je doen gedijen, en doen geuren; voed ook de anderen; help ze en leid ze tot Mij; Ik heb je Liefde gegeven, volg Mij dus na; Ik heb je begunstigd door je dit voedsel te geven; geef het ook aan de anderen, zodat zij er ook van genieten; “
Daarna opnieuw, op 31 juli 1986,7 deze keer kwam Jezus als het Heilig Hart en zei tegen mij: “heb een plaats in het midden van Mijn Hart, Mijn beminde; daar zul je leven; “op 7 augustus 1986, 7 sprak de Vader nogmaals tot mij en gaf mij deze boodschap: “Ik, God, verbind Mij met jou;” Fearing, I asked Him very sharply because I was suspicious, that He name Himself. He answered, ” Yahweh.” Bang, omdat ik wantrouwig was, vroeg ik Hem heel vinnig Zijn Naam te noemen. Hij antwoordde: “bemin Mij, prijs Mij, je God, Ik ben je Eeuwige Vader;” Toen vroeg ik Hem: “Voelt U mijn geluk, mijn lijden, mijn vrees, mijn liefde, mijn verwarring?” Hij antwoordde: “Ja;” Toen zei ik: “In dat geval weet U hoe ik mij nu voel. U begrijpt mij volledig,” en Hij zei met grote tederheid: “Ja, dat doe Ik, Mijn beminde;”
Dit was weer mijn eerste contact sinds lange tijd na mijn afwijzing (uit angst). God ging door, daar Hij wist dat ik mij afvroeg waarom Hij tot mij spreekt. Hij zei: “God bemint jullie allen, deze boodschappen zijn slechts een herinnering daaraan om jullie eraan te herinneren hoe jullie fundamenten begonnen zijn; geef Mijn boodschap door;”
De allereerste boodschappen die ik ontving waren erg kort, zoals ik in het begin al zei. Ze leken meer op telegrammen dan op boodschappen.
Intussen had ik, ondanks alles, het contact met de priesters niet verloren. Maar ik was opgehouden over de boodschappen te spreken met diegene die ze veroordeeld had en mij zoveel leed bezorgd had. Maar, na enige tijd, besloot ik hem te vertellen dat ik nog steeds boodschappen ontving en ze opschreef. Ik liet hem daarom de notitieboeken zien in plaats van de losse briefjes zoals tevoren. Ik gebruikte elk stuk papier waarop ik kon schrijven, maar toen de tijd kwam waarop mijn zending begon, inspireerde de Heilige Geest mij om notitieboeken te gebruiken en ze te nummeren.
Ik herinner mij dat ik de priester bij mij thuis uitgenodigde om hem te vertellen dat ik nog steeds gesprekken met God had. Ik meende hem op de hoogte te moeten brengen. Ik vertelde het hem en het beviel hem niet erg, maar hij vroeg mij de notitieboeken te laten zien. Ik gaf ze hem voor enkele dagen mee. De volgende dag ontving ik een zeer harde brief van hem, waarin hij mij zei dat ik al mijn notitieboeken moest verbranden en mijn vrienden die ze lazen moest zeggen dat ze alles moesten vergeten. Op de één of andere manier herkende ik de hardheid van Satan. Ik vertelde aan al mijn vrienden wat hij had gezegd en zij waren erg boos op hem. Ik bezocht de priester en vertelde hem over hun reactie. Ik nam hem mijn notitieboeken weer af. Hij zei dat God ongetwijfeld nu zeer boos op mij was en dat Hij mij aan mijn lot zou overlaten. Hij zei dat God één- of tweemaal geduldig was geweest, maar daar ik niet luisterde, liet Hij mij over aan de duivel.
De lessen in onderscheiding van mijn engel begonnen al vruchten af te werpen en ze kwamen heel goed van pas bij dit specifieke moment. Deze keer kon ik niet worden misleid. Ik beantwoordde de brief van de priester en vertelde hem dat zijn God niet mijn God is. Want zijn God is een wrede God, snel boos, ongeduldig, intolerant en zonder liefde. Zijn God vergeeft één- of tweemaal en keert Zich dan af om de zielen in de hel te werpen als ze niet luisteren, terwijl de God die ik ken, Degene die dagelijks met mij omgaat, mijn God, één en al liefde is, oneindig geduldig, tolerant en teder. Mijn God die tot mij spreekt, en Zich helemaal vanuit de Hemel neerbuigt, is zachtmoedig, niet snel boos, één en al barmhartigheid, en Hij omhult mijn ziel alleen maar met liefde. Mijn God die mij elke dag in mijn kamer bezoekt, Degene die door hem behandeld wordt als de duivel, omhult mijn ziel met vrede en hoop. Mijn God voedt mij geestelijk en vermeerdert mijn geloof in Hem. Hij leert mij geestelijke dingen en onthult mij de Rijkdommen van Zijn Hart.
Hierna vroeg hij mij om nogmaals te proberen om slechts enkele dagen op te houden met schrijven om te zien wat er gebeurt.
Ik stond toe enkele dagen voorbij te laten gaan zonder te schrijven, zoals de priester mij had gevraagd. Ik bad en vroeg nogmaals in mijn gebed: wie was het die mij werkelijk op deze speciale manier leidde? Ik had gevraagd dat, als de boodschappen werkelijk van Hem waren, of Hij mij dit dan zou willen zeggen. Hij liet mij deze woorden horen: “Ik, Jahweh, leid je.” Niets meer. En dit is wat er gebeurde en God verhoorde mijn gebed.
Mijn communicatie ging door en op een dag, op 15 december 1986 gaf God mij deze boodschap: “Dochter, alle Wijsheid komt van Mij; wil je Wijsheid? ” Zonder te beseften wat God mij aanbood zei ik eenvoudig: “Ja” tegen Hem. Hij zei toen dat Hij mij Wijsheid zou geven, maar dat ik Wijsheid moest verwerven als ik Haar wilde. Toen Hij zag dat ik mij afvroeg hoe ik dat moest doen, zei Hij dat Hij de Almachtige is en dat Hij mij zou onderrichten. Ik dacht na over wat God mij had aangeboden en hoe meer ik mediteerde, des te meer besefte ik welke geweldige Gave Hij mij aanbood. Ik besefte ook dat ik Hem niet eens bedankt had. Dus bedankte ik Hem de volgende dag en Hij zei weer tegen mij dat ik Wijsheid moest verdienen, maar Hij zou mij helpen en ik moest niet ontmoedigd raken.
Wil Je Mij Dienen?
Het volgende wat mij opviel was dat Jezus steeds meer de plaats van mijn engel innam. Hij kwam als het Heilig Hart. Op een dag overviel Hij mij met Zijn vraag. Hij vroeg mij of ik Hem wilde dienen (voor deze zending). Vrees overviel mij en ik aarzelde. Ik liet niet toe dat dit werd opgeschreven, zoals de andere dingen. Ik was bang dat Hij tegen mij zou zeggen dat ik mijn biezen moest pakken om mijn huis te verlaten om in een klooster in te treden en non te worden. Ik was hierop niet voorbereid en wenste het ook niet te doen. Mijn wantrouwen stelde Hem teleur en Zijn droefheid ontging mij niet, omdat die duidelijk doorklonk in Zijn stem toen Hij deze woorden zei, “Ik kan in jou verblijven ondanks je ontzagwekkende zwakheid.” Ik was erg ongelukkig, omdat ik Hem had teleurgesteld; aan de andere kant was ik bang voor het onbekende. Dit zijn de precieze woorden:
…”als je Mij zou dienen, zou Ik niets dan passie in je openbaren.” Ik herhaalde, “passie”, zonder te begrijpen, en Hij zei: ” ja, passie; wil…” ” Ik tilde mijn hand op om het niet op te schrijven, maar ik hoorde alles.
De hele nacht dacht ik hierover na; toen besloot ik mij in het onbekende te storten en mij aan Zijn Wil over te geven. Dus kwam ik met Zijn vraag bij Hem terug. Ik vroeg Hem, “Wilt U dat ik U dien?”
Ik voelde onmiddellijk Zijn vreugde en Hij zei:
“ja, dat wil Ik, dat wil Ik erg graag; Vassula, kom; Ik zal je laten zien hoe en waar je Mij kunt dienen… werk en dien Mij zoals nu; wees jezelf; Ik heb dienaren nodig die Mij kunnen dienen waar liefde het meest nodig is; werk dus hard, want waar jij bent, ben je te midden van het kwaad, tussen ongelovigen, je verblijft in de walgelijke diepten van de zonde; je gaat je God dienen waar duisternis overheerst; je zult geen rust hebben; je zult Mij dienen waar al het goede misvormd is tot kwaad, ja; dien Mij te midden van ellende, te midden van slechtheid en de ongerechtigheden van de wereld; dien Mij te midden van Goddeloze mensen, te midden van hen die Mij bespotten, te midden van hen die Mijn Hart doorboren; dien Mij te midden van mensen die Mij geselen, die Mij verwerpen; dien Mij te midden van degenen die Mij opnieuw kruisigen en op Mij spuwen; O Vassula, hoe lijd Ik! kom en troost Mij;… zij die Mij beminnen strijden en lijden met Mij; zij delen Mijn Kruis…” (24 mei 1987).
De onderrichtingen van God gingen door en dagelijks communiceerde Hij met mij en tot op de dag van vandaag schrijf ik het op, gaan het door, want Hij heeft gezegd dat Zijn charisma bij mij zal blijven tot op mijn laatste dag op aarde.