26 november 1993 

(Malawi-Blantyre-Afrika.)   

Mijn Heer, Almachtige, U hebt gezegd:
“En Ik ga, als een zijtak van een rivier,
als een waterloop die een tuin instroomt,
Mijn boomgaard water geven,
Ik ben van plan Mijn bloemperken te bevloeien.” [1] 

Uw Geest werd bewogen door onze misère,
… en Ellende daagde  Oneindige Barmhartigheid uit,
Armzaligheid tergde Uw Majesteit
om Uw Kroon opzij te zetten en U helemaal over haar te buigen,
en haar dorheid deed Uw Ogen tot haar wenden … U zei: 

“en zie, Mijn beekje groeide uit tot een rivier,
en Mijn rivier is uitgegroeid tot een zee;
nu zal Ik Mijn discipline laten schijnen,
Ik zal haar licht naar ver en overal zenden;
Ik zal onderricht  uitgieten als profetie,
als een erfenis voor alle komende generaties.” [2] 

En U, de Schepper van alle dingen, hebt mij onderricht,
U werd Mijn persoonlijke Opvoeder,
en U, die mij hebt geschapen, hebt een plaats voor mijn ziel bereid.
U zei: Kom en leef in Mijn Heilig Hart, je Woonplaats. 

En nu, heb ik wortel geschoten middenin Uw Hart,
U implanteerde mij in Uw Vlees, O Heer,
en maakte mij tot een deel van U voor alle Eeuwigheid.
Wat kan men nog meer verlangen? 

sta Mij toe, Mijn bloem, je te onderrichten; en overal waar Ik ga, zul jij gaan, overal waar Ik stap zul jij stappen; Ik en jij, samen, verenigd, verbonden voor alle Eeuwigheid; Ik zegen je voor het onthullen van Mijn Heilig Gelaat aan Mijn kinderen; Ik zal je helpen, je sterken en door jou zullen ze Mijn Tegen­woordigheid voelen en zien; in jou zullen zij Mijn Gelaat zien;

heb Mijn Vrede; Ik, God, bemin je;


[1] Ecc. 24:30-31.

[2] Ecc. 24:31-33.