5 december 1991 

(Voor de gevangenen van Muntin Lupa in Manilla, Filipijnen.) 

Vassula, vrede, Mijn kind; zeg tegen de gevangenen:

– wisten jullie het niet? hebben jullie niet gehoord hoe de Barmhartigheid Zich helemaal neerbuigt over de gehele mensheid? hier is jullie God die Zich helemaal vanaf Zijn Troon neerbuigt om jullie te bereiken; 

– Ik ben tot jullie gekomen – 

om jullie te vertellen over de Grote Liefde die Ik voor ieder van jullie koester;

Ik ben jullie God die spreekt door Mijn instrument om jullie Mijn Boodschap te geven; Ik ben gekomen om in jullie hart tot jullie te spreken en jullie te troosten, Mijn vrienden; Ik zeg jullie, de wereld is niets voor Mij, vrees dus de wereld niet, kom tot Mij en steun op Mij, en Ik zal jullie leiden naar  Mijn eeuwige Wateren; Ik zal jullie wonden genezen en ze verbinden; Mijn Ogen verlaten jullie nooit en Ik zeg jullie, met Mij, zal jullie tafel altijd welvoorzien zijn; met Mij, zullen jullie maaltijd houden, Mijn vrienden; en als de zware gesel over jullie komt, laat je daardoor dan niet in verwarring brengen, beminden; telkens wanneer die over jullie komt, kijk dan naar Mijn Wonden die jullie genezen hebben en van de Dood gered hebben;

kijk naar Mij, jullie Verlosser; kijk niet naar links noch naar rechts; volg Mijn Voetstappen; je zult ze herkennen aan het Bloedspoor daarin; volg ze, beminden, en ze zullen jullie leiden naar waar Ik Ben;

Ik zegen ieder van jullie en laat Mijn Zucht van Liefde op jullie voorhoofd achter; de Liefde bemint jullie;  

 

(Voor zuster Theresa, die voor de gevangenen zorgt en die de gevangenen omvormt tot aan God toegewijde mensen.) 

Ik heb hun een Rots gegeven, en ach! … hoezeer bemin Ik deze Rots; Ik, de Heer, zegen haar en Ik zegen haar omdat ze een woestijn waar slangen nestelen veranderde in, 

een vruchtbare grond,
een tuin  waarin Ik, de Heer,
Mijn rust kan nemen;