1 oktober 1991
(Tot de Canadese pelgrims (140 leken en 9 priesters), te Lens, die gekomen waren om een week met mij door te brengen.)
vertel hun dat vandaag, net als gisteren, en altijd, Ik hen zegen; laat ieder oor zich openen en horen, ieder hart zich openen om Mijn Woord te ontvangen:
alles wat Ik van hen vraag is liefde, trouw en een voortdurend gebed; Ik zal spoedig bij jullie zijn; kom;
(In de avond)
Mijn Heer,
U bent gekomen en hebt mijn ziel doen herleven,
en sindsdien druppelt er een nieuw leven in mij,
omdat deze Stroom uit Uw Eigen Heiligdom vloeit.
Kijk naar Uw kind, Heer? Weer levend!
U hebt mij verlost, U hebt mij hersteld
en U hebt mij de diepten van Uw Liefde getoond.
Uw zoete geur fascineerde mij
en Uw Schoonheid heeft mij voor altijd betoverd en aan U vastgeklemd.
Uw Tederheid en Hoffelijkheid deden in mij een bron ontspringen;
gezegend zij Uw Naam voor altijd en eeuwig!
in U zal elk geslacht gezegend zijn
en alle naties zullen tenslotte op zekere dag,
verenigd in U, uitroepen:
“Gezegend Hij die komt in de Naam van de Heer!”
Want zoals de regen de aarde laat ontluiken,
zo zal de Rivier[1] vanuit Uw Heiligdom Uw steden[2] bevloeien.
[1] De Heilige Geest.
[2] Onze zielen.