15 juni 1994
(South Bend – Notre Dame)
Heer?
Ik Ben;
kleintje voel Mijn Tegenwoordigheid; Ik ben de Rots van je verlossing; sta Mij toe Mijn dynastie uit te breiden, roep en Ik zal je antwoorden;
Heer, waarom verschijnt U nu zo dikwijls in Mijn plaats?
Ik had gezegd: jou zal Ik Mijn Lied aanbieden en om Mijn trouwe Liefde te bewijzen wil Ik jouw gemeenschap de herinnering meegeven aan Mijn Heilig Aanschijn… omdat het Mijn Eigen Liefdeshymne is voor jullie allen; en jij dochter, Mijn Harp, sta Ik Mijn Licht toe jou te bedekken; omdat jij Mij toestaat jou uit te wissen, vindt Mijn wonder plaats; dit is Mijn geschenk aan jou; het is kostbaar en je hebt het niet verdiend, maar het heeft de Vader behaagd het je te geven, want daarin is Zijn Zegel;
je hebt Ons[1] toegestaan, dochter, om Onze Handen op je te leggen, en ook sta je Ons toe in je te wonen;
Vassula, voor niemand heeft de Vader dit gedaan;[2] niemand anders heeft dit geschenk gekend, een geschenk dat aan jullie allen wordt gegeven door Zijn Liefdeshymne;
kom, Wij[3] zijn met je; Onze zegening rust op je;
[1] De Heilige Drie-Eenheid sprak.
[2] Jezus sprak.
[3] De Heilige Drie-Eenheid sprak nogmaals.