10 november 1992 

vrede zij met je; de landen van tegenwoordig zijn totaal verdorven en hebben alles behalve Mij;

wat correct lijkt in de ogen van de wereld is weerzinwekkend in Mijn Ogen en is al door Mij veroordeeld; als de wereld je haat komt dat omdat je Mij bemint; laat je getuigenis krachtig zijn in Mijn Ogen, en Ik zeg je, jouw getuigenis zal alleen krachtig zijn als je je helemaal opoffert voor de redding van de zielen en jij je liefde toont door je leven te geven voor je vrienden en voor hen die jij je vijanden noemt, zodat als Mijn Dag komt je geen schaamte hoeft te voelen;

Ik, Ikzelf zal je van Mijn Kracht voorzien, ga intussen door met het werk dat Ik je gegeven heb en juich van vreugde; verheug je, want met Mijn Macht zal Ik door hun muur heen breken en alles wat voor jou verborgen is geweest aan het licht laten brengen; je ogen zullen allerlei dieren en slangen zien kruipen; maar wees niet bang voor hen die het lichaam doden; Ik zeg je dat ze de ziel niet kunnen doden, vrees veeleer hem die zowel het lichaam als de ziel kan vernietigen in de hel! volg in Mijn Voetsporen en zoek niet naar eer of lof;

als de wereld je voor een bedrieger aanziet, weet dan dat je oprecht bent, want de eerste die de wereld voor een bedrieger heeft gehouden was Ik; bemin! en vergeef! bid voor hen die ongelooflijke complotten tegen Mijn Heilige Geest smeden en oordeel ze niet opdat wat fataal is voor hen, niet voor jou fataal zal worden; laat Mij hen terechtwijzen, laat alles wat je doet op liefde gebaseerd zijn; Ik zal voor je zorgen en je met vertroostingen vervullen; elke doorn in Mijn Lichaam zal tenslotte verwijderd worden; Liefde zal zegevieren; 

 

15 november 1992 

“Werd mijn lijden maar eens gewogen, mijn leed op de weegschaal gelegd, zwaarder zou het blijken dan al het zand aan het strand van de zee; daarom vloeit mijn mond er van over.”[1] 

Ik huiver van ontzetting bij de gedachte dat ik ongelijk zou kunnen hebben!
Zal ik in Uw Tegenwoordigheid, schuldig bevonden worden mijn God?
Toch ben ik in U geworteld,
ik zag U daar staan, zwijgend,
met Uw Hand uitgestrekt als iemand die aalmoezen verwacht,
toen hoorde ik een Stem[2] en werd mij een Naam[3] gegeven,
en mijn ziel bezweek in de Armen van Mijn Vader.
O God! Hoezeer bemin ik U! 

Mijn kind, Mijn kind … Ik, de Heer, hoe bemin Ik jou! Ik bemin je tot schreiens toe … houd op te luisteren naar de boze, die probeert om alle goede dingen die Ik je gegeven heb te vernietigen;

heb vertrouwen in Mijn Liefde, Ik zal je nooit[4] in de steek laten … nooit …[5] heb dus Mijn Vrede, deze Vrede die Ik je gegeven heb en weet, Mijn kind, dat je nooit een grotere liefde zult ontmoeten dan de Mijne … ach, Mijn kind, klamp je vast aan de zoom van Mijn kleed; Ik ben hier en met je; 


[1] Job, 6:2-3.

[2] Stem van de Vader.

[3] Jahweh.

[4] Hij zei deze woorden bijna als een fluistering.

[5] Hij fluisterde dit woord.