17 februari 1995
(Bangladesh.)
(Juist voor mijn bijeenkomst in Dhaka.)
Heer?
Ondersteun mij
en houd mij Uw woorden
voortdurend voor ogen!
Herinner mij aan Uw Onderrichtingen.
O Heer, laat Uw Woorden vóór mij zijn
als een Lamp voor mijn voeten, om niet te struikelen.
vrede zij met je; nooit heb Ik je in de steek gelaten en dat zal Ik ook nooit;[1] Vassula, sssttt luister naar Mij[2] … steun op Mij zoals je eerder op Mij hebt gesteund en Ik zal je leiden en door jou anderen! wij, ons? ic;
(God heeft mij teruggebracht naar Bangladesh waar Hij voor het eerst tot mij sprak. Hij bracht mij naar de plaatsen van mijn bekering en waar “Waar Leven in God” begon.)
Mijn Vassula, Ik zegen je; kom, Mijn Geest is met je en zal met je zijn zodat jij, als Mijn Echo, dan in staat zult zijn Mijn Hemels Manna aan iedereen te geven;
Mijn komst hier opnieuw met jou, was opdat Ik door jou de voorwaarden zegen van de Natuur van jouw bestaan; hiermee bedoel Ik van jouw zijn in het bestaan en levend![3] Ik, Jezus, kwam tot je in je armzaligheid, in je ellende, om je tot Mijn Hart op te tillen en je te maken tot het levende teken van Mijn goddelijke Barmhartigheid; sta Mij nu toe door jou te spreken en Mijn genaden te schenken in deze bijeenkomsten; haal met Mij deze rijke oogst binnen die jij niet hebt voorbereid;
bid zonder ophouden en eer Mij; houd Mijn Naam Heilig; Ik, Jezus, ben met je;
[1] Ik wilde iets zeggen.
[2] Dit werd heel zachtjes en vriendelijk gezegd.
[3] Voor mijn bekering had ik opgehouden te bestaan, en toen God mij bekeerde begon ik te leven.