18 oktober 1994 

Mijn kleine kind, Ik ben Jahweh, je Eeuwige Vader; Ik heb je ver, ver buiten het bereik van deze irriterende mensen[1] gehouden, om aanwezig te zijn in Mijn Hoven; wees standvastig in je werk en offer Mij al je onderdrukkers; zeg: 

“Vader, in Uw Rechtvaardigheid,
verlos mij van de liegende tong,
kom spoedig, God, in Uw grote Liefde;
antwoord mij, mijn Jahweh;” 

en nu zeg Ik tegen jou: Mijn kind, Mijn kind, zelfs als er tienduizenden door Mijn Vijand tegen jou zouden worden opgesteld, VREES NIET, Ik ben naast je om je te verdedigen; Mijn Tegenwoordigheid is je Schild; wie is er aan Mij gelijk? aan wie ben Ik vergelijkbaar? met wie kun je Mij vergelijken? Mijn Tegenwoordigheid is Heerlijkheid en Majesteit; laat niemand je onderdrukken; jij bent het, Mijn kind, die Mijn heiligdommen[2] voor Mij zult herstellen; Ik heb je niet aangesteld voor jouw bekendheid, maar om Mijn Naam te zegenen; Ik heb je niet geroepen voor jouw glorie, maar voor de Mijne; Ik heb je de tong van een apostel gegeven om dag na dag Mijn Reddingsplan te verkondigen …

ga aan het werk, Mijn zaad, en Ik zal met je zijn; Ik heb je al voorzien van een vlam die niemand zal kunnen doven; Ik zal Mijn wonderbaarlijke tekenen aan jou vermeerderen; Ik heb er nog veel meer in Mijn Eigen schatkamer; Ik zal Mijn tekenen geven overeenkomstig de maat die je van je onderdrukkers zult ontvangen: Mijn Zoon zal in jouw plaats verschijnen en Zichzelf openbaren aan jouw omgeving; kan iemand zeggen dat ik hun geen tekenen geef? kan iemand beweren dat Ik niet de Auteur ben van Mijn reddend en genezend handelen? kan iemand zich erover beklagen dat Ik Mijn Rechterhand verborgen houd? wie, behalve Ik, zou een Koninklijk Banket[3] kunnen aanrichten in deze wildernis? wie zou de rotsen kunnen splijten[4] in de wildernis om jullie dorst te lessen met onbeperkt water, als dat niet door Mij wordt gedaan? open je ogen, generatie, en concentreer je op Mijn wonderen; en jij, dochter, nu Ik je heb bevrijd, leid Mijn volk Mijn Huis binnen;

verenig Mijn volk in Mijn Huis, waar ook zij hun vrijheid zullen verkrijgen; verenig Mijn volk in één hart; volg dit gebod na:

laat je lippen getuigen van Mijn Goedgunstigheid; blaas deze stervende vlam[5] nieuw leven in en ga door Mijn altaren[6] en Mijn Huis op te bouwen; niemand zal Mijn tent[7] belegeren; er is een woedend leger duivels dat zich in andere tenten[8] verbergt om de hoop te gaan ontwortelen die Ik je gegeven heb en je met schrik te vervullen, maar ziekte zal hun vlees verteren en wormen zullen hen bedekken … heb Mijn Vrede en houd nooit op te bidden voor de nog niet-bekeerden[9]; Mijn Hart doet pijn, Mijn kind, want Ik zie tot aan de uiteinden van de aarde en wat Ik zie stemt niet overeen met de verlangens van Mijn Hart … je Vader heerst over alles, maar niet over jullie vrijheid … en de mens heeft zijn vrijheid misbruikt …

beminde, bid opdat zij die sterven de tijd zullen hebben om zichzelf te herstellen; elke druppel liefde wordt gebruikt voor hun redding; velen die onder het puin liggen ademen[10] nog, bid dus voor hen dat Ik hun ziel verkwik; onthoud dat jij bent bevrijd om hen die onder het puin liggen te bevrijden;

kom, Ik, Jahweh, bemin je, Ik zegen je;


[1] Mijn onderdrukkers.

[2] Heiligdommen staat hier voor: zielen.

[3] “Een Koninklijk banket” staat voor tekenen en wonderen van God, wonderen en de werken van Zijn Heilige Geest, die zo overvloedig over ons worden uitgestort.

[4] “De rotsen splijten” staat voor de macht van God, die Zijn Heilige Geest kan zenden als een Rivier, in de wil­dernis die wij hebben geschapen.

[5] Het betekent: deze stervende generatie.

[6] Altaren staat voor zielen.

[7] Dit betekent dat niemand mijn ziel zal binnendringen (tent), want zij is de verblijfplaats van God, en Zijn eigendom.

[8] Het woord “tent” staat weer voor ziel. God bedoelt dat duivels mensen gebruiken om hun werk uit te voeren.

[9] Precies daar voelde ik dat God erg bedroefd was en als iemand die vermoeid is. En toen, als een vader die zijn pijn deelt en zijn verdriet aan zijn kind toevertrouwt, legde God mij de reden van Zijn droefheid uit in wat volgt.

[10] Ik verstond ook: amper ademend.