29 juni 1994 

(Ottawa.) 

U bent mijn Redding. 

Ik ben je Redding, kind! en jij, jij bent Mijn aangenomen kind! steun dus op Mij!

– in jouw zwakheid erf je Mijn Kracht;
– in jouw onderdanigheid erf je Mijn Wil;
– in jouw totale wegcijfering word je erfgename van Mijn Beeld;
– in jouw armoede erf je waar de wijzen naar uitzien maar nooit kunnen erven, jij erft Mijn Wijsheid;

ruil je gaven niet in voor wat ook ter wereld, bewaak ze zorgvullig tot Ik je kom halen; zoals een bruidegom zijn bruid over de drempel tilt, zal ook Ik, op dat uur, jou optillen, Mijn beminde, om Mijn Heerlijkheid binnen te gaan … waak daarom heel goed over alles wat Ik je gegeven heb en luister niet naar de kwaadwilligen, Mijn kostbare kind …

Gevangene-van-Mijn-Liefde, en toch vrijer dan ooit, ben je blij op deze manier met Mij te zijn? 

Ik ben onwaardig – wat kan ik antwoorden? U weet, Heer, U weet hoe blij ik ben. 

kom, wij, ons? 

Ja! altijd, wij ons.