25 september 1992
Hier ben ik,
om mijn weg te vervolgen over deze eindeloze ruïnes,
met een last op mijn rug.
Ik kom tot U voor troost, voor verlichting,
en nu sijpelt de kracht uit mij weg,
en word ik gekweld door een droefheid die nooit slaapt.
Met immense inspanning doorkruis ik de verschrikkingen van deze eindeloze Nacht,
verzwakt door het cynisme van deze valse getuigen
die mijn onschuld de hele dag aanvallen.
Het was Uw genoegen mij de sleutel te geven over zaken
die mijn ziel nooit uit zichzelf had kunnen begrijpen,
over wonderen die mij en mijn kennis te boven gaan,
en daarom belagen ze mijn onschuld.
Daar, in elk obscure hoek, wachten ze op een gelegenheid
om mijn leven te plunderen, als dat al mogelijk zou zijn.
Ze noemen zichzelf Uw volk en denken dat hun mond de hemel is,
maar wat ze aanbieden is vals, bedrieglijk en misleidend.
Ik probeer stoutmoedig te zijn en een dapper gezicht te tonen,
maar ze knagen voortdurend aan me.
De goddelozen hebben meer naastenliefde en nederigheid
dan zij die beweren dat zij Uw Wet volgen
maar nooit ophouden te oordelen
en niet de minste aarzeling hebben om te veroordelen,
en ellende op mij neerstorten.
Als het goddelozen zouden zijn die over mij oordelen, dan zou ik dat kunnen verdragen,
maar ZIJ, die zichzelf Uw volk noemen! Volk van God!
van wie de doop ons samenbindt in Uw Huis ….
Ik klaag, maar heb ik niet het recht
om af en toe mijn last op U te laden, Heer?
Ja, ik weet dat ik klink en er uitzie als een wandelend Klaagliederenboek,
maar ik leef mijn leven in onschuld,
dus wil mij dan even verlichten, Heer!
Vassula …. treur en jammer niet bitter terwijl je aan Mijn Kruis genageld wordt, neem Mij als een voorbeeld van waardigheid; spoedig zal het onkruid uit het graan getrokken worden voordat iemand van jullie het beseft; Ik heb jullie vele malen gered uit de strikken van jullie vijanden die hoopten jullie te vernietigen; dochter, waarom vrees je dan de verschrikkingen van de Nacht? Ik strijd alleen maar binnenin jou …. laat Mij begaan als Ik op weg ben naar de binnenkamer van je ziel:
Mijn Woonplaats;
Ik heb je al eerder verteld dat je ziel zal opspringen als stond hij in vuur en vlam, telkens wanneer Mijn Hand neerkomt om Mijn rivalen te verpletteren die Mijn plaats innemen; Ik ben Meester en ben van plan om jouw Meester te blijven; Ik heb jou als Mijn Doelwit voor Mijn pijlen bestemd; nee, Vassula, genade gaat niet zonder lijden; oh, wat zal Ik niet doen voor hen die Mij het meest na staan, voor Mijn dierbaarste vrienden! 1
Sta mij dan toe om de woorden van de Heilige Theresia van Avila aan te halen en tegen U te zeggen: “Geen wonder dat U zo weinig vrienden hebt!”
alle mensen zijn zwak …. toch zal Ik antwoorden op je opmerking en je zeggen: als je ziel eens wist wat Ik je aanbied en voor je doe, dan zou jij degene zijn geweest die Mij om meer beproevingen, lijden, kruisen, ja alles zou hebben gevraagd! – Ik tuchtig degenen die Ik liefheb, dus maak geen bezwaar tegen wat Mij goeddunkt; jij bent Mijn juweel, en net als een kostbare steen, slijp, kerf en vorm Ik jou tot je bent wat Ik in gedachten heb; daarom zeg Ik je, zolang je adem in je hebt, moet je het werk uitvoeren dat Ik, Mijzelf, je heb gegeven; wat betreft degenen die zichzelf de Mijnen noemen en toch aanstootgevend zijn als het gaat om spirituele zaken, tegen hen zeg Ik: “als jullie blind waren, zouden jullie niet schuldig zijn, maar daar jullie zeggen: ‘wij zien en kunnen vertellen’, blijft jullie schuld bestaan!” hoe vaak zal Ik hen nog moeten verwijten dat ze ongelovig en halsstarrig zijn?
kom, wees in Vrede – Ik ben met je voor de rest van je reis;