8 juli 1992 

“Er was een wijnstok: U hebt hem ontworteld uit Egypte;
om hem te planten  U bereidde de grond waar hij kon groeien,
hij maakte wortel en overdekte het hele land.
Uw Boodschap bedekte de bergen  met haar schaduw,
Uw ceders met haar takken,
haar ranken strekten zich uit tot aan de zee,
haar uitlopers helemaal tot aan de rivier.
Alstublieft, God, zie neer de Hemel, kijk naar deze wijnstok,
bezoek hem, bescherm wat Uw eigen Hand heeft geplant.”[1] 

Heer? 

Ik Ben; kleintje, steun op Mij;

Vassula van Mijn Heilig Hart, verheug je! je Koning is helemaal tot jouw drempel gekomen en in je kamer; je Koning heeft Zich vanuit de hoogte neergebogen om je te bereiken; stap voor stap heb Ik je onderricht, Ik ben je Opvoeder, beetje bij beetje heb Ik je weggetrokken uit de wereld om je in Mijn Hart te plaatsen; Ik heb je dingen geopenbaard die je kennis en je capaciteit te boven gaan;

Geloof, Mijn zoete leerlinge, Ik, Jezus, bemin je; heb Mijn vrede; we zullen samen werken; Ik en jij zullen Mijn Boodschap verspreiden; Ik zal je nog naar enkele andere volkeren zenden, en dan, als Ik voel dat jij je zending hebt volbracht, zul je naar Mij terugkeren; Ik, Ikzelf,  zal je komen halen;


[1] Ps. 80 (79): 9-12, 15-16.