21 maart 1987
Ik ben het, Jezus; Vassula, wil je oefenen, beminde? Mij met je geest te onderscheiden?[1] Vassula, kijk naar Mij;
(Ik deed het.)
ja, goed;
Hebt U Uw handen op de schrijftafel gelegd?
ja;
Hebt U nu Uw armen over elkaar geslagen?
ja;
Hebt U nu één arm opgeheven en Uw hand bij Uw wang en Uw wijsvinger op Uw wang, en de andere arm gelaten waar hij is? Alsof U nadenkt?
juist! Ik benadruk Mijn aanwezigheid; Vassula, kijk naar Mij;
Heeft U een boek? dat U met Uw rechterhand uit de linkerkant van Uw mantel hebt gehaald?
Ik heb een boek;
Het is niet erg groot.
precies, je ziet het goed, Vassula; kijk erin en lees wat er staat;
(Ik probeer het, maar ik ben er niet erg goed in.)
Er staat…
jij bent Mijn altaar;
Ik kan het niet Jezus, ik kan de rest niet ontcijferen!
probeer het opnieuw, Mijn altaar waarop Ik zal …
Ik kan het niet zien. Ik denk dat ik verkeerd lees!
kleintje, wat moest je doen zonder Mij? je moet je ziel meer tot Mij verheffen; Vassula, Ik zal je helpen; verlaat jezelf geheel op Mij, wees nooit moedeloos; Ik zal later terugkomen met Mijn boek;
(Ik voelde mij ontmoedigd, in de veronderstelling dat ik Hem teleurgesteld had door mijn ziel niet hoog genoeg te verheffen. Ik ging zover te denken dat Hij mij zal ruilen voor een andere ziel, dat Zijn geduld grenzen heeft!)
Vassula, je moet nooit geloven dat Ik je zal inruilen; wil je Mij geloven? kom, we zullen het de volgende keer proberen; probeer Mij meer met je geest te onderscheiden dan je deed; Vassula, laat je hele wezen in Mij doordringen en in Mij oplossen; helemaal;
bemin Mij en geef eerherstel voor anderen; verhef je, Ik zal je leren je ziel te verheffen; laten we gaan;
[1] Jezus wilde dat ik de gave van onderscheiding der geesten zou gebruiken die Hij me gegeven had.