22 december 1990 

Mijn Jezus? 

Ik ben;

Ik behandel je zeer zacht opdat je, als Mijn bloem, groeit; Ik wil dat je sterk bent, en geloof Mij, Ik zal het mogelijk maken; je zult sterk zijn, dochter, omdat je Mijn Woord draagt; voor je, Ben Ik, om alle barrières af te breken die worden opgeworpen terwijl jij getuigt; Ik ben de Allerhoogste, en Ik zeg je, dochter, dat Ik erop zal toezien dat geen enkele macht van beneden je weerhoudt van het verkondigen van Mijn Boodschap;

Ik heb je uit het land van Egypte gehaald om aan Mij gehoor te geven in een vreemd land en te getuigen tegenover een volk dat niet het jouwe is; dus ofschoon je gedrag ontstellend was en je zinnen bezoedeld wat je onbekwaam maakte om het Licht te zien, is de Barmhartigheid[1] en het Medelijden, gegrepen door je verbazingwekkende ellende, schuld en armzaligheid, je te hulp gekomen;

nee-ee, Vassula, je hebt geen enkele van Mijn Gaven verdiend; waarom, Ik had dienaren in Mijn Hand die Mij eerden, die Mijn Naam nooit uitspraken dan in heiligheid, die Mij zonder ophouden zegenden, die de Heilige Drie-eenheid met heel hun hart prezen; maar toch, Mijn Hart, een Afgrond van Liefde, riep om jou; jij had verdriet op verdriet opgestapeld in Mijn Hart, verraad op verraad; je hebt met Mij geworsteld, nietig klein schepsel … maar Ik wist dat je hart geen verdeeld hart is en dat, wanneer Ik je hart eenmaal veroveren zou, het helemaal van Mij zou worden; als product van je tijd worstelde je met Mij, maar Ik heb je in de worsteling neer geworpen en je in het stof getrokken en in de woestijn waar Ik je achtergelaten heb, helemaal alleen;

Ik had je voorzien van een engelbewaarder sinds het begin van je bestaan, om je te be­schermen, te troosten en te leiden, maar Mijn Wijsheid beval je engelbewaarder je te verlaten om je de woestijn alleen onder ogen te laten zien; Ik zei: “je moet leven ondanks je naakt­heid!”[2] want niemand is in staat alleen te overleven;[3] Satan zou het volledig overgenomen hebben en je gedood hebben; Mijn bevel was ook aan hem gege­ven; Ik verbood hem toen je aan te raken; in je ontzetting heb je je Mij herinnerd en opgekeken naar de Hemel, wanhopig naar Mij zoekend; je klagen en je smeekbeden verbraken plotseling de dodelijke stilte die om je heen was en je doodsbange kreten doorboorden de hemelen en bereikten het Oor van de Heilige Drie-eenheid … 

“Mijn kind!” de Stem van de Vader, vol vreugde, weerklonk door de hele Hemel; 

“Ach … Ik zal haar nu in Mijn Wonden[4] laten doordringen en haar Mijn Lichaam laten eten en Mijn Bloed laten drinken; Ik zal haar huwen en zij zal voor eeuwig de Mijne zijn; Ik zal haar de Liefde tonen die Ik voor haar heb en voortaan zullen haar lippen dorsten naar Mij en haar hart zal het rustkussen zijn voor Mijn Hoofd; ze zal zich dagelijks verlangend overgeven aan Mijn Rechtschapenheid; Ik zal haar tot een altaar maken van Mijn Liefde en Mijn Passie; Ik, en Ik alleen, zal haar enige Liefde en Passie zijn; en Ik zal haar met Mijn Boodschap tot aan de uiteinden van de wereld zenden om een ongelovig volk te veroveren, en naar een volk dat niet eens het hare is; en ze zal vrijwillig Mijn Kruis van Vrede en Liefde dragen en de weg naar Calvarië gaan;” 

“en Ik, de Heilige Geest, zal op haar neerdalen om haar de Waarheid te onthullen en Onze diepten;[5] Ik zal de wereld eraan herinneren, door haar, dat de grootste van alle gaven is: LIEFDE;” 

“laten Wij[6] dan feestvieren! laat de hele Hemel feestvieren!” 

… Ik heb je bij de hand genomen en je gevormd om een levend teken te worden van Mijn Grote Liefde; –  een getuige van Mijn Heilig Hart, en van de vernieuwing van Mijn Kerk; 

(Eerst sprak de Vader, dan de Zoon en dan de Heilige Geest.) 

Ik ben de Verrijzenis; 

 

(Verklaring van deze boodschap:

In het begin, toen ik onverwachts werd benaderd door mijn engelbewaarder om de weg voor de Heer te openen, had ik, als een “professionele” zondares, geen liefde voor God. Zelfs niet toen mijn engel mij dingen over de hemel vertelde. Ik was gewoon tevreden met het samenzijn met mijn engel. Ik verlangde niet meer. Toen God mij benaderde in plaats van mijn engel, was ik een beetje teleurgesteld. Ik voelde Hem als een vreemde omdat ik al vertrouwd was met mijn engel, mijn gevoelens van ver­rassing  waren veranderd in gevoelens van liefde. En daarom kon ik niet begrijpen waarom God de plaats van mijn engel wilde innemen. Ik ging zelfs zover te geloven dat God jaloers was op de liefde die ik koesterde voor mijn engelbewaarder en ik voelde medelijden met mijn engel.

Later, na een zeer pijnlijke zuivering die mij door mijn engel werd gegeven, naderde God opnieuw voor de tweede maal om de plaats van de engel in te nemen. Hij bleef enkele dagen bij mij en opende mijn hart langzaam en met Wijsheid, om mij niet af te schrikken. Juist toen ik begon mij voor de Heer open te stellen, rende  Hij weg en verborg Zich. Ik draaide mij om, op zoek naar mijn engel, maar ik kon ook hem niet meer vinden. Ik voelde dat mij een paar zielen[7] naderden die mij smeekten om voor hen te bidden en hen te zegenen. Ik bad voor hen en zegende hen. Toen vroegen ze mij hen met wijwater te zegenen. Ik rende snel naar de kerk om wijwater voor hen te halen en zegende hen door wijwater over hen te sprenkelen. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om hen te vragen of ze mijn engel hadden gezien en Degene die mijn hart al begon te beminnen, maar ik kreeg geen antwoord.

Elke dag die verstreek leek een jaar. Ik zocht Vrede en kon geen vrede vinden. Ik was omringd door veel mensen en veel vrienden maar nooit eerder voelde ik mij meer alleen en verlaten dan in die dagen. Het was alsof ik door de hel ging.

Vele keren schreeuwde ik naar mijn engel om bij mij terug te komen, maar nee, hij had mij de rug toegekeerd en was weg! “Mijn ziel was ontsteld over zijn vlucht.

Ik zocht hem, maar vond hem niet, ik riep hem, maar hij antwoordde niet.” (Hooglied 5, 6). Ik doolde drie hele weken rond in de woestijn helemaal alleen totdat ik het niet langer uithield. Dan, uit ellende, schreeuwde ik tot Jahweh en bestormde ik de Hemel: “Vader! O God, neem mij en gebruik mij zoals U wilt, zuiver mij, opdat U mij kunt gebruiken!” Door deze kreet, die uit het diepst van mijn hart kwam, ging plotseling de Hemel open en als een Donder riep de Stem van de Vader vol emotie tot mij: “Ik, God, bemin je!”

Meteen had ik het gevoel dat ik vanuit een tornado in een mooie vredige wereld viel. Mijn engel verscheen weer, en met grote tederheid begon hij mijn wonden te verzorgen, de wonden die ik in de woestijn had ontvangen.

Dit gebeurde met Pasen 1986.)


[1] Barmhartigheid en Medelijden = De Heer.

[2] Ik werd “naakt” zodra mijn engelbewaarder en de hele Hemel mij de rug toegekeerd hadden.

[3] Ver­laten door de Hemel.

[4] Toen sprak de Zoon.

[5] De Heilige Drie-eenheid.

[6] De Heilige Drie-eenheid sprak.

[7] Zielen uit het Vagevuur.