26 maart 1989 

(Na mijn bezoek aan Garabandal.) 

Ik had je gevraagd Garabandal te wijden; Ik heb je daar opgetild en nu heb je het gedaan;

onthoud, Mijn Wegen zijn niet jouw wegen, Ik heb je geleerd geheel op Mij te vertrouwen en ruimte te laten voor Mijn Geest om in je te ademen, zie je? Ik zal je nooit in de steek laten, nooit; Ik ben van plan je tot het einde te gebruiken om je zending te vervullen; sta Mijn Vinger toe op je te rusten, om zo de verlangens van je God in je te graveren;

Mijn roos, Ik bemin je; door op deze wijze bij Mij te komen onderhoud je Mijn geboden en offer je Mij je wil; stel Mij op de eerste plaats, zonder ooit de tijd te rekenen die je met Mij doorbrengt; verlang er altijd naar om in voortdurend contact met Mij te zijn, Ik ben je Leven; met Mij verbonden zijn, is voor jou een gunst; Ik zal je dieper in Mijn Heilig Hart trekken en je ziel tot volmaaktheid brengen;

dus doe Mij op deze wijze plezier door je aan Mijn Handen toe te vertrouwen; heb vertrouwen; kom, verheug Mij en prijs Mij; Mijn Moeder, die ook jouw Moeder is, beschermt je, leidt je, helpt je; dochter, zegen Haar; houd nooit op met bidden; 

Ik aanbid U, mijn God. 

aanbid Mij altijd; 

(Later op de dag voelde ik mij uitgeput. Ik voelde dat deze taak, die God mij heeft opgedragen, mij verplettert. Zullen al deze offers tot iets leiden? Of zullen ze allemaal tevergeefs zijn? Zal ik nog de kracht hebben door te gaan alsof ik nooit kan ophouden? Of zal ik het op zekere dag een te zware belasting vinden en het opgeven?) 

heb Mijn Vrede; luister naar Mij, Wijsheid heeft je geleid, wees niet bang; wees gelukkig dat Ik jou heb uitgekozen om Mijn lijden te delen; Mijn Kruis, zo kostbaar, rust op jou; Ik heb rust nodig, alles wat je Mij geeft, zal niet tevergeefs zijn … niets zal tevergeefs zijn; Ik word Verheer­lijkt;

blijf Mijn slachtoffer, bemind slachtoffer, die Mijn Vader begunstigd heeft om Mijn Kruis van Vrede en Liefde met Mij te delen; jouw beproevingen als een slachtoffer, zullen niet licht zijn in deze wereld; besef dat je niet langer in deze wereld thuishoort en daarom zal de wereld je verwijten maken omdat je niet bent zoals zij; terwijl ze vergeten hoe hun lichamen eenmaal tot stof zullen weerkeren, zullen ze je belachelijk maken; pas dan op om over niets te klagen[1]; alles wat Ik van je vraag is, delen, delen uit liefde voor Liefde; de Kelk van Liefde smaakt bitter, erg bitter; zou je Hem niet met Mij kunnen delen?; bied Mij geen weerstand! heb Ik je ooit weerstaan, bij het horen van je smeken vanaf de aarde? Ik verze­ker je dat niets tevergeefs zal zijn;

van alle eeuwig­heid, heb Ik geweten dat je broos bent; net als een roos die speciale zorg nodig heeft, word jij door Mij ver­zorgd; Ik snoei je takken wanneer Ik moet, Mijn Ogen rusten voortdurend op je, bewaken je met jaloezie, opdat een vreemdeling je niet plukt; Ik sta niet toe dat iemand je aanraakt, opdat hun vingers niet je bladeren verfrommelen; Ik waak dag en nacht over je; Ik ben je Bewaker, dus heb vertrouwen; Ik zal niemand toestaan je kwaad te doen; 

(Dezelfde avond, uitgeput, vanwege onze lange reis – 12 uur in de auto –  van de vorige dag, begon ik de rozenkrans te bidden, mijn ogen gericht op het beeld van Fatima. Ik was bij het vierde mysterie toen plotseling de mantel en het gewaad van Maria stralend zilver begonnen te worden. Zo intens was dit zilveren licht dat het leek alsof het van binnen uit het beeld kwam. Zij leek tot leven te komen. Dit moet niet langer dan vijf seconden geduurd hebben. Het was prachtig, omdat het mij  bemoedigde om beter te bidden, en  het maakte mij zo gelukkig!

De volgende dag, toen ik weer de rozenkrans aan het bidden was en naar het beeld van Maria van Fatima keek, keek ik naar Haar Ogen. Ik zag dat de beschadiging aan één van Haar Ogen (die mij stoorde) er niet meer was. Beide Ogen waren nu perfect: het was een klein mankement; er moet aan één van de oogleden wat verf hebben ontbro­ken en ik had dikwijls gedacht deze witte streep met bruin te beschilderen en ook de wimpers die ontbraken door deze witte streep. Nu is die er niet meer, en beide ogen zijn perfect.)


[1] Wijsheid 1:11.