14 november 1988 

(Vandaag keek ik naar de afbeelding van Pater Pio, een grote Heilige volgens Jezus. Onderaan zijn afbeelding, in een cellofaantje, zit een stukje van zijn habijt, donkerbruin, want hij was Kapucijn. Terwijl ik naar hem kijk, weet ik dat ik deze afbeelding met een stukje van zijn habijt gekregen had omdat hij het wilde. Dus bad ik tot hem, omdat hij een grote Heilige is en vroeg hem in mij te veranderen wat het slechtste in mij is. Toen, bij nader inzien, daar ik waar­schijnlijk beladen ben met slechte dingen, vroeg ik hem om tenminste twee dingen van mij weg te nemen. Ik stelde hem voor, mij te helpen mijn ijdelheid geheel en al weg te nemen en mijn geloof in de Heer te versterken.) 

Heer? 

Ik Ben;

Ik heb je ingegeven om aan Pater Pio te vragen voor jou te bemiddelen; kom, vandaag zul je Mijn Boodschap schrijven zonder Mij te horen; Ik zal alleen je hand leiden: 

(Nu maakte Jezus mijn gehoor zwakker.) 

“heb dikwijls berouw, breng Mij al je tekortkomingen opdat Ik ze mag vergeven; kom bij Mij zoals je bent en Ik zal je volmaakt maken; Verheerlijk Mij, door Mij te beminnen, prijs Mij voortdurend; Ik ben de Heer;” 

(Dit werd geschreven zoals de Heer het wenste.) 

Mijn beminde, die Ik geheiligd heb, neem Mijn Hand en ga met Mij verder; Ik zal je met Wijsheid onderrichten; 

(Plotseling, voelde ik levendig de Aanwezigheid van de Heer.) 

Vassula, weet je hoe Ik Mij in jou verheug als je ten volle[1] gelooft? 

(Jezus was zo erg gelukkig! Ik ook …) 

Probeer Mij te zien, het doet Mij zoveel genoegen;

kom; wij, ons? 

Ja; wij, ons.


[1] In de feitelijke Aanwezigheid van Onze Heer.