13 maart 1988
Mijn Heer,
dank U voor alle genaden
alle genaden die
U mij hebt geschonken
om met U te zijn
op deze speciale en zo intieme wijze.
Amen.
Vassula, deze genaden werden je geschonken voor Mijn belangen en voor Mijn Glorie; sta Mij toe je te gebruiken; besef wat jouw taak is; kom, Ik zal je helpen;
Vassula, Ik wilde je inspireren; heb geloof, Mijn kind; Ik wilde Mijn Johannes[1] inspireren en vragen om een Nieuwe Pinksteren; deze inspiratie daalt neer van de Wijsheid, en de Nieuwe Pinksteren zal Ik, de Heer, vestigen op dezelfde gronden als Mijn Stichting; Ik zal jullie allen verenigen en onder Eén Herder zullen jullie samenkomen, schepping, en daarin zal ik Mijn Koninkrijk vestigen; Mijn Huis zal in Vrede en Liefde regeren en Mijn schepping zal worden herboren, terugkeren als kinderen, onschuldig, zonder boosaardigheid; dit zal de Grote Terugkeer zijn, het Nieuwe Pinksteren, de Roep van de Herder, het Nieuwe Pinksteren, zoals in het begin toen het Christendom nog in zijn eerste fasen was, een kleuter, onschuldig, zonder eigenbelang; ach schepping! wacht maar en je zult zien;
Vassula,
Ja, Heer?
voel Mij, Ik ben aan je zijde; geloof je dit, kind, ook al kun je Mij niet met je lichamelijke ogen zien?
Ja Heer, ik geloof het, want U hebt mij geleerd U met de ogen van mijn ziel te zien, en U ook te voelen en te horen en eenvoudig te geloven.
hoezeer bemin Ik je als Ik zie dat je ogen Mij zoeken want Ik weet dat Ik een eenvoudig kind bij Mij heb, hulpeloos en een niets; Ik heb medelijden met je, Vassula, om je onder wolven te hebben; Ik zal nooit van je zijde wijken; Ik zegen je, kind; laat Mij je leiden tot het einde, ja?
Jezus, U bent waar ik U zie, nietwaar?
daar ben Ik, beminde, heb Mijn Vrede;
ons, wij, Heer?
ja, wij, ons;
[1] Paus Johannes XXIII, die bad om een tweede Pinksteren. Hij werd ook de Paus van de Eenheid genoemd.