10 maart 1988
Jezus?
Ik Ben; vrede zij met je; ben je bereid verder voor Mij te werken, Vassula?
Ik ben bereid door te gaan, ja, als het de wens van de Heer is.
Ik ben de Heer, kleintje; Ik ben het, Jezus, die je voedt; Ik wil dat je Mijn tuin mooi maakt; Ik wil dat je Mijn Kerk doet herleven; volg Mij en Ik zal in jou handelen en door jou; les Mijn dorst;
altaar! houd Mijn Vlam brandend om deze ijzige winden te verwarmen die de harten van Mijn kinderen zijn binnengedrongen; O tijdperk, je bent net zo diep gevallen als Sodom! en je broedsel is een broedsel van Kaïns! zo weinigen zijn als Abel; je tijdperk is hard van hart geworden; weet je waarom, schepping? omdat de Liefde onder jou ontbreekt; je bent Mij vergeten en je gelooft niet in Mijn Werken van Voorzienigheid van vandaag;
ja, schepping … dood zijn de deugdzame dagen toen zegeningen werden verwelkomd; Tijdperk van Ellende, Ik zal je doen herleven! Ik zal in je dode hart Mijn Levenssap uitgieten dat je zal genezen! O hoezeer bemin Ik jullie allen!
schrijf;
Ja Heer.
(God klonk gekwetst en verdrietig. Hij zou, als Hij niet geheel Barmhartigheid en Tederheid was, ons gemakkelijk hebben kunnen treffen en korte metten met ons hebben kunnen maken. Maar vanuit Zijn Grenzeloze Barmhartigheid en Zijn Onbeperkte Liefde heeft Hij medelijden met ons, vergeeft Hij ons en zal Hij ons genezen.)
ja, Ik bemin jullie allen ondanks wat jullie geworden zijn; zal Ik jullie ooit verlaten? nooit!