1 februari 1988 

Vassula, Ik heb zo dikwijls gevraagd om de toewijding van Mijn dochter Rusland; Ik heb gesmeekt om haar toewijding; vandaag,[1] Vassula, is de dag waarop ze het Licht heeft gezien; ze zal haar duizendste verjaardag herdenken;

Vassula, je zuster[2] is dood, maar de Heer is nu dichtbij haar en zal haar doen op­staan, en de Liefde zal de Onbeminde liefhebben en ze zal tot Hem uitroepen: U bent mijn God en Redder! door deze kreet zullen de duivels op de vlucht slaan; angstig, zullen de duivels vluchten; want deze natie zal één worden en Gods meest toege­wijde dienaar zijn; genezen en opgewekt door Gods Kracht, zal haar beeld van heiligheid al haar buurlanden aantrekken door haar toewijding aan de Almachtige; Rusland zal het symbool zijn van Gods Glorie, van Gods Barmhartigheid en Liefde; haar hymnen en gezangen, die zo aangenaam zijn voor Onze oren, met hun bevallige bewegingen, zullen als wierook naar de hemel opstijgen; de Liefde zal haar weer tot leven brengen zoals Hij haar duizend jaar geleden[3] tot leven heeft gebracht; 

Ik ben de Heer, de Verrijzenis; als Ik Rusland zal laten verrijzen, zal ze Mijn gaven in ere herstellen; ze zal Mijn Huis weer met liefde mooi maken en Ik zal haar weer met Mij verenigen; Ik zal haar Mijn Brood en Mijn Wijn aanbieden en zij zal Mijn Voedsel niet weigeren; ze zal Mijn aanbod aanvaarden en Mijn Brood eten en Mijn Wijn drinken en zichzelf vernieuwen en Mij prijzen; Ik zal haar bekleden met Mijn Glorie; Ik zal haar majesteitelijk sieren; Ik zal haar bevloeien uit Mijn Eigen Bronnen;  Ik zal haar voorraadkasten weer  vullen; Mijn ogen rusten op haar, ach, Vassula, wacht maar af en je zult zien![4] dochter, hoe verlang Ik ernaar dat Petrus, Mijn Petrus, je zuster bezoekt … 

Moedig hem aan, Heer, te gaan. Heer, open zijn pad, als dit Uw Wil is. 

kom, Ik werk in veel harten; Vassula, bid om Mijn Vaders gunst te verkrijgen; Ik zal Mijn Kerk vernieuwen; wee de trouwelozen!

Vassula, Ik wil je eraan herinneren dat Ik het ben die de groei van de hoge bomen belemmer en de kleine laat groeien; kom nu, wij, ja;[5] ons, ja; ja, Vassula, twijfel nooit; Ik heb je geleerd Ons te zien met de ogen van je ziel; Ik ben je Leraar; Ik bemin je, twijfel nooit; 


[1] Dit jaar.

[2] Rusland.

[3] Hier eindigt de Boodschap van Maria.

[4] Wat Jezus zei klonk alsof Hij nog veel meer verborgen heeft dat geopenbaard zal worden. Het klonk gelukkig, opge­wekt.

[5] Ik zag Hem plotseling in de fauteuil zitten en zag Zijn mooie Gelaat, terwijl Hij met Zijn Hand ‘wij’ beduidde. Het ‘ja’ toonde mij aan dat ik Hem goed zag. Het andere ‘ja’ bedoelde ook de Heilige Maria nabij Jezus, glimla­chend.