13 januari 1988 

Heer, veel mensen verwijten U onrechtvaardig te zijn, en daarom proberen ze zich van U af te wenden met de woorden: “Als er een God bestaat, als … dan is Hij onrechtvaardig.” 

bloem, tot hen zeg Ik, “als jullie sterven, is dat door het kwaad dat jullie over jezelf hebt afgeroepen; het is de vrucht van jullie geloofsafval; heb berouw, doe afstand van jullie zonden, keer terug tot Mij en Ik zal jullie vergeven;”

zie Mij als jullie Verlosser, jullie Trooster; Ik kom om in deze duistere wereld van vandaag te schijnen als een Licht;

Mijn Huis regeert in verwarring, in twistgesprekken, in eigenbelang, in goddeloosheid; Petrus! Petrus! waarom, waarom zijn Mijn leerlingen in vijandschap uiteengegaan? geheiligd door Mijn Hand, Mijn broeder, bemin Ik je voor alle eeuwigheid;

Mijn Heilig Hart is gewond, gewond door doornen die Daarin gedreven zijn door de Mijnen; de Mijnen die Ik bemin; Ik zal je Mijn gewonde Hart laten zien; ze doorboren Mijn Heilig Hart steeds weer; Mijn Bloed gutst eruit; ze kruisigen Mij opnieuw; ze zijn niet eerlijk; Mijn Lichaam doet pijn door gebrek aan liefde; Mijn lippen zijn uitgedroogd door gebrek aan liefde; Ik heb dorst, beminde;

ze zijn Mijn wegen vergeten; ze zijn vergeten dat Ik nederig ben, zachtmoedig en vol liefde; alles wat Ik van jullie vraag is liefde; bemin elkaar evenveel als Ik jullie bemin; waarom strijd in Mijn Kerk? waarom die twistgesprekken in Mijn Aanwezigheid, waarom deze haat? waarom al die giftige opmerkingen? waar is hun heiligheid? waarom verwaarlozen ze Mijn tuin? ze jagen Mijn lammeren meer dan ooit uiteen en de weinigen die blijven zullen ook uit de kudde verdwijnen omdat zij ze in de steek hebben gelaten;

Petrus, Mijn ogen zijn moe geworden van het zien hoe ze elkaar beschuldigen; ze hebben Mijn land in een woes­tijn veranderd en hebben Mijn lammeren niets te bieden; hun wegen zijn voor Mij niet aanvaardbaar; Ik heb hun liefde en vrede geschonken; Ik heb hen nooit geleerd anderen te oordelen;

Vassula, Ik regeer met goedheid; Mijn Heilig Hart bloedt en is verscheurd; waarom dagen ze Mij uit? heb Ik niet gezegd dat ieder die beweert in Mijn Licht te zijn maar zijn broeder haat, nog in de duisternis is? hebben ze wel begrepen wat Ik bedoelde met, “als je je offergave naar het altaar brengt en je je plotseling herinnert dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave voor het altaar achter, ga je broeder zoeken en verzoen je eerst met hem, kom dan terug met een zuiver hart en bied je offergave aan;”

hiermee, wilde Ik zeggen hoe men in harmonie met elkaar moet leven en hoe men elkaar moet beminnen; sluit vrede met elkaar; verzoen je alvorens je gaven in Mijn Huis aan te bieden; kind, nooit is er in Mijn Hart een gebrek aan liefde geweest, noch in de harten van Mijn eerste leerlingen; 

Heer, ik lijd door te voelen dat U lijdt; Uw Geduld is groot! 

Vassula, Mijn kind, verrezen uit de dood, heb geloof in Mij; hoop en bemin Mij; Ik, de Heer, zal je nooit in de steek laten; 

Heer, ik vraag U Uw andere kinderen ook te laten opstaan zoals U mij hebt laten opstaan. 

dat zal Ik doen, maar niet omdat jij het gevraagd hebt; Ik zal hen laten opstaan omdat dit Mijn Wil was en is; kom, en vergeet Mijn Aanwezigheid niet; beminde, Ik zal op het einde zegevieren;