22 oktober 1987 

(Om half drie in de morgen werd ik wakker van de dorst met een droge mond en lippen zo droog als perkament. Jezus zei me: “sta op en drink nu, de twee dagen zijn voorbij”. Ik ging wat water drinken, niet veel, want dat kon ik niet verdragen.

Deze ochtend verlangde mijn onvoorstelbaar bedroefde ziel hevig naar Hem. Waarom heeft Hij mij gewekt, om mij het voorrecht te weigeren bij diegenen te zijn die in Zijn huis wonen? Als ze hun voorrecht eens kenden! En ik, bezield met verlangen, maar belet om binnen te gaan en door Zijn Vrede omsloten te worden, moet in plaats daarvan in ballingschap leven en temidden van zoveel verleiding …) 

O dochter! gezegende van Mijn Ziel, gezegende van Mijn Hart; ook Mijn pijn blaast uit Mijn binnenste; maar, Vassula, Ik heb je geschapen om onder de mensen te blijven en één met hen te zijn; Ik bemin je onuitsprekelijk in een mate waarin genegenheid dwaasheid wordt; Vassula, onuitsprekelijk armzali­ge, offer jezelf, beminde, en leef temidden van miserabele en Goddeloze mensen, want jij zult Mijn Net zijn; laat je Heilige Vader Zich verheugen over je vangst; laat Mijn Hart Zich deze keer vullen met blijdschap; breng zielen bij Mij;

bewaar je tranen, want je zult ze allemaal nodig hebben als je oren de schandelijke dingen zullen horen die ze over Mijn Moeder zeggen! 

Jezus laat niet toe dat hun tong spreekt als het tot schandelijkheid komt. 

Vassula, Ik, de Heer, zal hun Mijn vergeving schenken want ze weten niet wat ze zeggen; 

Zullen ze het ooit leren, Heer? 

ze zullen allen leren, elk schepsel zal leren, vooropgesteld dat ze luisteren; laat Mij de vraag beantwoorden die je in gedachten hebt; 

Maar Heer, U zegt ‘vooropgesteld’, dat betekent dat er zullen zijn die niet zullen luisteren

tot Mijn grote verdriet zullen er zijn die hun oren zullen sluiten! zij die weigeren te luisteren zullen deze keer niet gespaard worden; kom nu, sta op en volg Mij;[1]


[1] Jezus, die naast mij stond, drong er bij mij op aan om op te staan.