13 september 1987 

(Op de 8ste, heeft Jezus mij tot de Heilige Communie geroepen. Ik ben vandaag gegaan en heb Hem ontvangen.)

Vader in de Hemel,
laat niet toe dat mensen
de oorzaak zijn van mijn ondergang,
laat hen niet wegnemen
wat U mij al gegeven hebt.
Mijn angst betreft hun ongevoeligheid
en als ze hun harten  sluiten 
voor Uw Hemelse Werken,
en als ze hun oren sluiten,
ben ik  zeer zwak en kwetsbaar.
Met één woord
kunnen ze mij net zo gemakkelijk breken
als een rietstengel.

O Vassula, Vassula, neem Mijn Hand; als ze jou vervolgen, vervolgen ze Mij; als ze jou bespotten, bespotten ze Mij; Liefde lijdt; 

Help mij, Vader, tegen deze mensen. 

Liefde zal je helpen; tooi Mij met zuiverheid, wees Mijn altaar; draag Mijn Kruis met Mij; altaar, wees niet bedroefd; 

Ik zegen U Vader,  ik verlang naar U. 

(Later:) 

(Deze zondag, 13 september, was het voor de tweede keer sinds het begin van deze openbaring dat mijn ziel een grenzeloze angst, een onverklaarbare droefheid en bitterheid voelde die ik dacht niet te zullen overleven. Ook lichamelijk deed het pijn; vanuit mijn borst trok de pijn naar mijn armen. Jezus riep mij:) 

Vassula, stem je op Mij af en voel Mijn pijn; ze kruisi­gen Mij opnieuw; 

Waarom, waarom doen ze U dit aan? 

beminde, ze weten niet wat ze doen; 

Wie doen dit? 

veel zielen; Ik bemin hen en toch verachten ze Mij; Vassula, deel Mijn pijn, wees één met Mij; 

Wij, ons, Heer? 

ja dochter; we lijden samen vanwege de ontrouw van de mensen; houd Mijn Hand vast, samen; 

Samen, Heer.