21 april 1998
Moge de beminnelijkheid van de Heer met ons zijn! [1]
ach, ga binnen in de vreugde van je Heer! ja? zeg het!
( Ik had een klacht.)
Waarom ontneemt U mij Uw gezelschap?
kom, zeg wat je wilt zeggen …
En U doet het alsof U er genoegen in schept allerlei gebeurtenissen te veroorzaken die mij belemmeren in het gebruiken van de gave die U mij hebt gegeven en zodoende te zijn in Uw vreugdevolle Tegenwoordigheid die Licht is.
Ik heb je een krans gegeven die nooit verwelkt, en Ik heb je met Vuur gedoopt; Ik heb je geestelijk voedsel en drinken gegeven; hoe komt het dat je er soms niet in slaagt Mij te begrijpen? Ik zou je nu een scherp antwoord kunnen geven, maar rekening houdend met de woorden die je niet zolang geleden tot Mij hebt gesproken[2] en die uit het diepst van je hart kwamen, weet dat Ik je verneder; Ik ben nog steeds geparfumeerd door je woorden van liefde; Ik heb je woorden ontvangen als een zoete geur van mirre en Mijn haar is bedekt met druppels van jouw aromatische woorden en Mijn hoofd is geheel geparfumeerd; je hebt Mij gebonden[3] met je woorden ¼ maar Ik zeg je, deze daad van ontneming is om je vruchten te laten rijpen; ja, Ik ben je Zonneschijn, maar een boom heeft ook regen nodig om te kunnen groeien en zijn bladeren en vrucht te vermeerderen; als je ziel gedurende enige tijd Mijn stralen niet voelt, weet dan dat Ik je op dat moment weer opfris;
en zeg Mij nu, hoe voelt je ziel zich op dit moment?
op dit moment voel ik mij door de Goddelijke Genade bekoord …
houd dan op je ziel te kwellen en Mij te berispen; wees in plaats daarvan dankbaar voor alle genaden die Ik in je ziel heb uitgestort; Ik bereid je voor op het ontvangen van het goddelijke bezoek van de Heilige Geest die je Zijn Boodschap[4] zal toevertrouwen, en die met Zijn Edel Thema een altijddurende herinnering zal achterlaten voor deze generatie en voor alle toekomstige generaties;
Mijn tedere bruid, wees van Jezus zoals Jezus van jou is; Ik ben voor jou zoals jij voor Mij[5] bent; wij zijn de een voor de ander en zo volledig in vereniging en zo met elkaar verstrengeld dat een aantal zielen Mij in jou heeft gezien en jou in Mij;[6] laat Mij Mijzelf verheugen en beschouwen in jou; Ik geniet intens van deze momenten wanneer Ik naar Mijzelf kijk; Ik heb je inderdaad met Mijzelf bekleed om je te bezitten en heb je Mijn Genade aangeboden om Mij te bezitten door Genade; noem het als je wilt: de dwaasheid van God, verliefd op Zijn schepping[7] tot dwaasheid toe;
zie je? daarom, kalmeer je hart en begrijp deze momenten van ontbering;
Ik weet dat als U in het begin Uzelf niet aan mij zou hebben getoond (1985), ik nog steeds daar op het kerkhof zou zijn onder de rottenden. Als het niet was geweest door Uw Genade, zou ik onderhand zelf zijn vergaan. Mijn ziel verlangde naar U, toen U doorging Uw regens op mij te laten regenen.
maar nu, Mijn duif, heb Ik je niet bevrijd uit je lijden? hoor Mij, Vassiliki: weet dat, terwijl jij in de toestand van ontbering verkeerde, Ik in jouw hart rustte …
wees gezegend en vind je troost in Mijn Hart;
[1] Psalm 90:17.
[2] Terwijl ik bezig was enkele toespraken voor te bereiden die ik zou voorlezen in tegenwoordigheid van mensen van Het Ware Leven in God, werd ik gegrepen door de Geest van God en schreef: “Vandaag nodigt God de Vader ons uit in de bruidskamer van Zijn Hart; dit is het uiteindelijke doel dat ieder zou moeten bereiken in zijn geestelijk leven. – God nodigt ons allen uit ons aan Zijn Borst te werpen en ons in Hem te verliezen. (Hierna zijn de woorden die de Heer ontroerden:) Ik, persoonlijk, zou als vloeistof willen worden in God of soms zó ver willen gaan zó volledig op te lossen in God dat ik niet langer zou bestaan.”
[3] Dit woord moet in de goede betekenis worden begrepen.
[4] Zie Boodschap van 22 april 1998.
[5] Jezus bedoelt dit hier in de zin van toebehoren.
[6] In het incident in Madrid. Veel mensen uit verschillende landen hebben het Gelaat van onze Heer op het mijne zien verschijnen, maar voor de tweede maal stond Jezus toe dat Zijn Gelaat er uitzag als het mijne. In Madrid keek een man naar de grote poster van Jezus’ Gelaat en vroeg aan de organisatoren van mijn bijeenkomst waarom ze een poster van een blonde dame hadden opgehangen. De eerste keer gebeurde dit in Griekenland, op Rhodos. De gebedsgroep van H.W.L.i.G. aldaar ging naar een hospitaal van naastenliefde om te evangeliseren en de zieken te troosten, steeds vergezeld door een priester van het hospitaal. Op zekere dag besloten ze het portret van Jezus, gedrukt op een kleine ansichtkaart, te verspreiden, een beroemde beeltenis van Jezus uit een klooster op het eiland Patmos, waarvan bekend is dat het tranen heeft vergoten. De priester kwam nogal geschokt naar hen toe, en had alle kaarten weer opgehaald; furieus vroeg hij: “Waarom verspreiden jullie foto’s van Vassula?” Verbaasd, vroegen de meisjes welke foto, en hij toonde hen het portret van Jezus. Ze vertelden hem dat dit Jezus was, wijzend op Zijn baard. De priester was sprakeloos …
[7] Op dit moment herinnerde onze Heer mij aan een ander woord dat dikwijls wordt vermeld in de Schrift: “de jaloerse liefde van God”.