10 augustus 1992 

(De tegenwerking in Rhodos) 

O Heer, waarom is er zoveel koppigheid? O Heer, ik begin te leren dat grote namen geen wijsheid betekenen; er was een tijd waarin ik veel verwachtte van hun mond als ze de woorden verkondigden: EENHEID en VERZOENING, maar ik zie zelfs niet het eerste begin daarvan … 

vrede zij met je; de klank van je bitterheid is Mij niet ontgaan; heb Ik ooit gezegd dat Ik je zal verlaten? 

Nee, Heer. 

waarom ben je dan bezorgd? Ik heb je voor deze zending geschapen;

kom, kijk Mij aan; je zult bij Mij altijd goed te eten hebben en je tafel zal altijd welvoorzien zijn als je met Mij bent; schepsel! Ik zal je leiden op de weg die je moet gaan; trek je terug in Mijn Hart als je rust nodig hebt; verlies je moed niet; de Wijsheid zal je onderrichten; wijd je tijd aan Mij en Ik zal je gebruiken voor Mijn plannen; Ik zal je mond gebruiken om zo scherp te zijn als een tweesnijdend zwaard als je Mijn Woorden verkondigt; Ik ben van plan de onwetende een gezond oordeel bij te brengen; als je Mij toestaat je te gebruiken zal Ik Mijn Plan uitvoeren; totdat alles is vervuld en uitgevoerd, zal Mijn vurig verlangen naar Eenheid en verzoening onder jullie niet verminderen; Ik heb door jou op papier gezet hoe Ik verlang dat jullie je vereni­gen; vanaf het eerste begin heb Ik duidelijk gesproken;

Vassula, Mijn kind, heb je niet gelezen, dat zelfs een kleine hoe­veelheid gist voldoende is om het helle deeg te doordringen? oordeel daarom niet voorbarig;