12 juni 1991
Heer,
U achtervolgt mijn vervolgers en haalt hen in,
en zij kunnen mij geen kwaad doen;
vreemden[1] komen naar mijn gunst dingen,
maar toch, als ik naar de mijnen[2] ga,
als tot armoede vervallen, als een behoeftige bedelaar,
om hen over Uw Wonderen te vertellen,
dan lijken hun oren verzegeld
zodat zij Uw Nieuwe Liefdeshymne niet zouden horen.
Moet ik dan de wijnpers alleen treden
en niemand hebben van mijn volk die met mij is?
is Mijn Eigen Arm niet genoeg voor je? zijn Mijn Eigen Ogen die dag en nacht over je waken niet voldoende voor je? dochter, spoedig, zal Ik Mijn Heilig Gelaat aan hen tonen, Ik zal jouw[3] land overspoelen met Mijn Geest, en Rivieren zullen overstromen en zich uitstorten; Ik zal Mijn Gelaat niet voor hen verbergen … hoop Mijn Vassula, hoop … je Koning zal niemand in de steek laten;
Hij zal komen met genezende zalf in Zijn Hand en jullie één voor één genezen; verheug je, Mijn dochter, verheug je; Ik zal hun oren openen voor Mijn Heerlijkheid;
kom, de geheimen van het Hemels Koninkrijk zijn aan jou geopenbaard, bid dat ze ook aan hen geopenbaard mogen worden;
[1] De Rooms-katholieken.
[2] De Orthodoxen.
[3] Griekenland.