28 november 1987
kleintje, maak Mijn Tuin mooi; zoals Hij nu is, zie Ik er niets anders in dan dorheid; dorheid regeert Hem; droge winden waaien erover en drogen het weinige uit dat er nog over is; Mijn bloemen hebben water nodig, anders gaat elke bloem dood; Mijn knoppen redden het niet tot de bloeitijd; zij zullen de een na de ander verdorren; O, als zij maar wilden luisteren!
Mijn God, waarom is het zo ingewikkeld om tot een beslissing te komen? Waarom is het zo moeilijk om tot deze beslissing te komen? Waarom moet het maanden, jaren duren? Is het werkelijk zo ingewikkeld elkaar te beminnen en zich te verenigen als een gezin? Zijn dezen niet diezelfden die ons leren elkaar te beminnen, te offeren en te geven? Moet het jaren duren om Eenheid te bereiken? Hebben ze werkelijk speciale adviesraden en vergaderingen nodig? Waarom kunnen ze niet bij elkaar komen, een beslissende vergadering houden, elkaar de hand geven, en aan Petrus de autoriteit geven die U hem ooit hebt gegeven, en U blij maken, U laten glimlachen?
hoezeer bemin Ik je eenvoud, Mijn kind; je manier van denken is kinderlijk; kinderen zijn Mijn zwak!
zie je, wanneer kinderen ruziemaken, duren hun ruzies niet langer dan een paar minuten, omdat er geen kwaadaardigheid in hen is; maar dochter, dezen zijn geen kinderen, zij hebben alle onschuld verloren die zij eens hadden; zij hebben hun eenvoud verloren, hun heiligheid; ze stellen kwaadwilligheid in plaats van onschuld, ijdelheid in plaats van eenvoud, goddeloosheid in plaats van heiligheid, schijnheiligheid in plaats van nederigheid;
zie je, kind, dit is de reden waarom Ik weer neerdaal om hen eraan te herinneren hoe Ik, Jezus, ben; Ik zal blootsvoets komen en nederig, Ik zal Mijn Eigen Huis binnengaan en neerknielen aan de voeten van Mijn dienaar en ze wassen;[1] treur niet, Mijn Vassula, het is allemaal voor de eenheid; laat Mij jou gebruiken; deze keer kunnen ze niet ontkennen dat Ik het ben, Jezus, omdat Ik deze gebeurtenis[2] lang van tevoren heb voorspeld; Ik heb je een gedeelte laten lezen van wat Ik Mijn dienaar Johannes XXIII heb ingegeven, maar de rest …
Rest, Heer?
Ik heb later in zijn oor gefluisterd over de grote beproevingen die Mijn Kerk zal ondergaan;
Ik, Jezus, bemin jullie allen; blijf in Mij, in Mijn Liefde;
[1] Jezus spreekt in beeldspraak.
[2] De zolang verwachte EENHEID.