13 december 1995 

Met grote woede proberen zij mij in te sluiten.
Zij willen dat ik ophoud tot U te bidden.
Ze hebben Uw woorden verdraaid
en nu zijn ze vastbesloten mijn pad te versperren. 

Mijn Vassula, vrede zij met je; heb Ik dit niet voorzegd vanaf het begin, zodat je het zou weten? laat je niet verleiden jezelf te verdedigen; je getuigen zullen je verdedigen; hun belegeringswerken zijn niets; vertrouw Mij, spoedig zul je moeten vertrekken … wat de muren betreft die zij bouwen om je in te sluiten, Mijn Geest zal ze omblazen; en Ik zal Mijn Heerlijkheid laten zien door jou als je Mij trouw blijft; nu zeggen zij: “ach … nu hebben wij haar verslonden;” wat ze niet weten en wat ze niet opmerken is Mijn Wijsheid;

wat jou betreft, Mijn kind, blijf voortdurend in orde ten opzichte van Mijn Kerk en je zult Mijn gunst genieten; in deze dagen heb Ik onthuld aan Mijn Kerk, door jou, de plannen van de Boze; dus, ontbrand in woede, is Satan, die de vorst van deze wereld is, een heel eind op weg om al Mijn Werken te overweldigen; hij was een moordenaar vanaf het begin, en hij heeft het speciaal gemunt op Mijn priesterzielen; hij doolt rond om te stelen en om juist de Mijnen tot verdoeming te brengen … het ligt in Mijn Macht om jouw situatie om te keren, Vassula, maar zoals je weet, een dienaar is niet groter dan zijn meester; Ik ben je Meester, en daar de autoriteiten je Meester hebben vervolgd, sta Ik hun toe ook jou te vervolgen;

maar “lo tedhal”[1] Ik ben met je; Ik zal je dronk zijn, je voedsel, je rust, je vrede en je vreugde; zie je? bid en aanbid Mij; bid en volg Mij; ic;


[1] “Vrees niet” in het Aramees.