1 mei 1995 

Mijn Heer:
moge Uw Naam
luisterrijk blijven voor altijd.
Mijn hart trilt van vreugde bij Uw Tegenwoordigheid
en ik verheug mij in Uw gunst;
en alles wat U mij beveelt te doen,
probeer ik prompt uit te voeren. 

In Uw Tegenwoordigheid
ervaar ik de zoetheid van Uw Hart
en Uw onderrichtingen, die zijn:
Leven, Vreugde, Vrede, Liefde en Heiligheid.
Ze zijn een Lied voor onze ziel,
die de verborgen mysteries van Uw Koninkrijk openbaren. 

Maar als ik Uw Liefdeslied zing
met heel mijn hart en stem
en Uw driewerf heilige Naam zegen,
stormen ze op mij af en
noemen mij een “misdadigster”;
zij zitten op een rechterstoel
met een scepter van leugen,
en proberen steeds nieuwe beschuldigingen te verzinnen;
wanneer zullen ze hun fout verzaken? 

steun op Mij, Ik ben met je; laat deze dingen je hart niet verontrusten; Ik ben verantwoordelijk voor Mijn Kerk, voel je dus nooit ontmoedigd; Vassula, Mijn bloem, onthoud: er was niemand dan Ik om je te onderrichten; Ik kwam om je te onderrichten en door jou anderen; Ik ben je Leraar en Ik bemin je; leer van Zoetheid zelf; leer, Mijn leerlinge, zonder eigenbelang en geef zonder reserve door;

kijk, Mijn kind, het is van Mij bekend dat Ik geen ontzag heb voor menselijke grootheid; als dezen rechters werden en verzuimden heilige dingen als heilig te behandelen zullen ze zelf als onheilig worden veroordeeld; ben je vergeten dat Ik behandeld werd als een godslasteraar en om die reden veroordeeld ben? waarom ben je dan verbaasd te worden veroordeeld als iemand die perverse en beledigende taal gebruikt? ze hebben Mij geoordeeld naar menselijke maatstaven zoals ze jou vandaag oordelen; Mijn kind, vrees niet, lo tedhal! op de Dag van het Oordeel zullen ze bevend voor Mijn Troon verschijnen voor de afrekening van hun zonden tenzij ze voor hun dag berouw hebben; hun meedogenloos oordeel over jou zal ook voor hen meedogenloos zijn; hun beschuldigingen zullen hen beschuldigen;

Ik zeg je, Vassula, op zekere dag, in Mijn hoven en op de Oordeelsdag, zullen al degenen die jou hebben beschuldigd en je hebben bespot, van wroeging worden vervuld, omdat ze Mijn Onuitputtelijke Schat hebben afgewezen, waarvan hun geest Wijsheid zou hebben kunnen verkrijgen en Mijn vriendschap zou hebben kunnen winnen, deze vriendschap die hen zou hebben binnengeleid in de schoonheid van Mijn Soevereiniteit en Heerlijkheid en de intimiteit met hun God; jouw beschuldigers zullen naar je kijken en zeggen, zoals de  Schrift zegt: “dit is degene die we eens belachelijk hebben gemaakt, een mikpunt voor ons sarcasme, dwazen die we waren! we beschouwden haar leven als een dwaasheid …” en jij, Mijn kind, zult ieder van hen die je hebben onderdrukt ontmoeten, en ze zullen beseffen hoe bitter ze Mijn Beker hebben gemaakt …

blijf met Mij in Mijn doodsangst, Ik heb je vriendschap nodig; bid en zeg tot Mij deze woorden: 

“mijn Heer,
mogen de woorden van mijn mond
genegenheid en troost zijn
voor Uw Heilig Hart; 

Verlosser van de wereld,
waarom smeden ze plannen tegen U
telkens en telkens weer? 

Trooster van Uw geslacht,
waarom blijven ze U belasten
met smart en verdriet? 

Vriend van de mensheid,
waarom verloochenen de Uwen
Uw gewonde Hart
en planten ze banieren van verdriet in zonde
hun leven lang?
de hemelen verklaren openlijk Uw Heerlijkheid
en Uw Stem wordt gehoord
tot aan de uiteinden van de wereld, en roept uit:
‘keer tot Mij terug en Ik zal jullie
een nieuw leven voor je ziel geven;’ 

“maar wat U ontvangt is minachting,
mijn Verlosser;
en ach, zo velen spotten met Uw Oproep,
mijn Trooster!

Vriend van de mensheid, Volmaakte Schoonheid,
Driewerf Heilig Licht,
Uw Liefde is opnieuw verraden,
afgewezen en op de proef gesteld;
Uw vijanden vermenigvuldigen zich
en hun geweld neemt toe;

Offerlam,
beschuldigd door Uw aanklagers,
voortdurend aangevallen door Uw aanvallers,
wanneer zult U verschijnen op Uw paard als:
Strijder voor Gerechtigheid?”

Mijn Eigendom, verlaat nooit Mijn Hart; Mijn vijanden vervolgen je, maar in werkelijkheid vervolgen ze Mij;[1] Mijn engel, Mijn kind, de Vader zendt je uit om voor Ons te reizen en te getuigen, daarom is Mijn stempel op jou; houd moed, Ik ben naast je; roep Mij als je moe bent en Ik zal je optillen; vul Mijn bijeenkomsten en wees niet bang; Ik ben Degene die tussenbeide zal komen in jouw tijden van tirannie, wees dus geduldig;


[1] Toespeling op Hand. 9:4-5.