23 februari 1995 

(Dhaka.) 

(Ik keek naar het portret van Christus.) 

Schepper van Schoonheid,
hoe kan iemand niet verrukt zijn  van U?
Ellendig als wij zijn en alleen in staat tot vernieling,
Uw liefde voor ons ontbreekt nooit.
Wij zondigen, en toch zijn wij nog steeds van U
die ons Uw instructies geeft,
en hoewel wij met zonde besmet zijn,
zult U, in Uw brandend verlangen om ons vergeving te schenken,
ons blijven achtervolgen zoals een Minnaar zijn verloofde najaagt:
om ons helemaal te veroveren. 

ja! wat zal Ik niet voor jullie allen doen om jullie hart helemaal te veroveren! er is zo weinig voor nodig om jullie Verlos­ser gelukkig te maken; zelfs een eenvoudige blik op Mij[1] verheugt Mij;

Ik kan jullie voor eeuwig tot de Mijnen maken, en Mijn Soevereiniteit over jullie zal jullie ziel omvormen tot een kristalheldere diamant, stralend en zonder smet;  

Ik zeg jullie plechtig, tenzij jullie sterven aan jullie “jij”, zullen jullie het eeuwige leven niet verwerven; Ik ben het licht van het Leven; en jij, dochter, onthoud: je broeders en zusters zijn nog ver verwijderd van Mijn Goddelijk Hart dat hen goddelijk kan maken, ze zijn op weg naar de verdoemenis, en de Ondergang knaagt aan hen zonder dat ze het ook maar beseffen! schepping! je hoeft alleen maar te willen, en Ik zal over je neerdalen als een Rivier, die altijd stromende Bron die uit Mijn Borst komt; ic;


[1] Dat was toen ik met liefde naar Zijn Portret keek.