16 mei 1987 

(Gisteravond, toen ik terugkwam van een diner, ging ik de trap op en een sterke geur van wierook drong mijn neus weer binnen. Ik begreep het.)

Vassula, als je wierook ruikt ben Ik het, Jezus Christus, Ik wil dat je Mijn Tegenwoordigheid voelt; Vassula, Ik houd van je op het dwaze af en onmetelijk veel; helaas! deze Liefde waarvan Mijn Hart overstroomt, deze vurige Vlam van brandende Liefde, wordt zo weinig begrepen, zo weinigen komen eruit put­ten … zo weinigen …

Jezus, veel mensen weten niet hoe ze U moeten benaderen, daar ben ik zo zeker van.

ze kunnen bij Mij komen en met Mij praten; Ik hoor ze; Ik kan urenlang genieten van elke conversatie; het geeft Mij zoveel vreugde als ze Mij onder hun vrienden zouden tellen;

Gisteravond vertelde mij een man dat alle vrouwen verlangen Magdalena’s te zijn.

lo, niet alle;

Zij die U beminnen vast wel;

Ik zou dat graag willen;

Jezus, ik denk dat we ons moeten haasten.

waarheen?

Naar beneden, om naar de oven te kijken.[1]

kom dan, laten we gaan;

Jezus, voordat U bij mij kwam hoorde ik slechts over U als over een mythe, ik heb nooit beseft dat U ECHT bestaat. In mijn ogen was U zo ver weg. Een verhaal uit een boek!

Ik weet het, Vassula, Ik weet het, voor velen ben Ik nog altijd een mythe;

tref Mij in Getsemane de volgende keer als we elkaar ontmoeten; Ik wil je Mijn smarten onthullen, Mijn lijden en angsten van die nacht; kom, sta Mij toe in je te rusten, dochter;


[1] Ik was de oven vergeten die aanstond.