10 mei 1987 

Vassula, herinner jij je hoe Ik Mijn volk met manna heb gevoed? Ik heb het uit de Hemel gestrooid, het kwam uit Mijn voorraadschuren in de Hemel; weet je dat Ik het ben die de zeeën heeft gescheiden, zodat Mijn volk naar de Sinaï kon oversteken? 

Ja, Heer. 

Ik ben Almachtig, kleintje; Ik ben Degene die deze begeleiding samenstelt om velen te voeden;  Ik, Vassula, heb al deze tijd met jou gesproken! begrijp je? 

Mijn God, en nog ben ik bang dat dit gebeurt vanuit mijn onderbewustzijn … 

laat Mij je onmiddellijk vertellen dat je al dit werk nooit alleen zou hebben gedaan! geloof je in wonderen? 

Ja. 

beschouw dit dan als een wonder; Ik bemin je; 

Ik bemin U, Vader. Hoe zou ik het aan de mensen kunnen uitleggen als ze mij  vragen hoe ik U zie. Ik voel Uw Aanwezigheid zeer sterk, en het is geen fantasie. 

vertel hun dat je Mij ziet met de ogen van je ziel; 

Soms, Jezus, denk ik dat ik mij verbeeld U te zien en wil ik mijn ogen afwenden van U (het visioen) om mijzelf ervan te overtuigen dat U het niet bent … 

door dat te doen beledig je Mij, Vassula;[1] Ik heb je deze genade gegeven, aanvaard Mijn gave, neem aan wat Ik je geef! 

Heer, soms en vooral in Bangladesh met die hitte, voel ik mij uitgeput, ik zou willen dat ik meer kon doen. Soms zou ik willen dat ik als een amoebe was, opgesplitst in verschillende stukjes! 

Ik geef je voldoende kracht om Mijn Werken te voltooien; Lucas heeft eens gezegd: “Ik zal nooit uitgeput raken omdat ik voor de Heer werk, want de Heer Zelf is mijn kracht”; klein­tje, Ik heb je geleid zoals een vader zijn kleine kind aan de hand naar school brengt; schat eens wat je met Mij hebt verkregen? 

Ik heb inderdaad veel verkregen. Daar ik nooit praktiserend godsdienstig was, noch een bijbel in huis had sinds mijn schooljaren, en ofschoon ik niet naar de kerk ben geweest sinds de doop van mijn eerste zoon, vijftien jaar geleden, hebt U mij veel dingen geleerd. Niet dat ik mijzelf nu beschouw als een geleerde, maar U hebt mij tenminste geleerd wie U bent en hoeveel U van ons houdt en hoe we U moeten  beminnen. 

Ik heb je vruchten uit Mijn eigen tuin gegeven; Ik verlang je voorraadschuren te vullen met Mijn vruchten; 

(Ik vroeg Hem iets dat ik niet wil opschrijven.) 

Ik weet het, Vassula, laat het zijn zoals Ik het wil; 

(Ik kon het niet helpen dat ik breed moest glimlachen. Ik vond het zo fijn om op deze manier met Jezus te babbelen. Ik had het gevoel met een goede vriend te praten. Ik kon er niets aan doen dat ik moest glimlachen. Ik giechelde bijna, ik was gelukkig.) 

Ik ben ook blij; 

(Ja, Hij was blij; het was wonderlijk!) 

Vassula, weet je hoezeer Ik Mij verheug en geniet van deze momenten, van deze ogenblikken waarin je tegen Mij praat als tegen een kameraad? Vassula, we hebben nog werk te doen, wees gezegend; Ik zal je een teken geven van Mijn Aanwezigheid, beminde; 

Jezus, welk teken, ik bedoel waar? 

in je huis; Ik zal je bewijzen dat Ik aanwezig ben; 

Ik bemin U, Jezus. Ik zou willen dat ik U een plezier zou kunnen doen. 

altaar! blijf uit Mij putten en laat Mijn Vlam in jou blijvend in lichterlaaie staan;


[1] Om evengoed intellectuele visioenen te hebben als ingebeelde visioenen.