20 april 1991 

Heer, ik dank U dat U
mij tot Uw eigendom en tot Uw bruid hebt gemaakt,
leer hen die niet begrijpen
dat U mijn vervolgers toestaat mij aan te vallen,
omdat U ook op deze manier verheerlijkt kunt worden.
En U hebt het zeer duidelijk gemaakt
dat U nooit zult toestaan dat zij mijn ziel verwonden of aanraken.
Laat ze het verschil begrijpen, want er is een verschil. 

bloem, Mijn Kelk smaakt bitter, maar wil je Hem nog steeds met Mij delen? 

Ik wil Uw Kelk met U delen. 

ja, bewijs je liefde voor Mij door je wil te offeren; wees verlangend Mij, je God, te verheerlijken door Mijn Kruis te omhelzen; je bent Mijn Eigendom geworden waaruit Ik Mijn vreugde put; je hebt je leven aan Mijn Handen toevertrouwd;

dochter, luister: blijf zwak, want in jouw zwakheid kan Ik grote dingen doen; wees niets, want in jouw nietigheid kan Ik Alles zijn; blijf stil en in deze stilte zal Ik Mijn rust vinden; blijf volgzaam opdat Ik je kan omvormen tot een kopie van Mijn kruisbeeld; blijf begrensd, zodat Mijn Macht in jou gezien kan worden; word een model van Mijzelf door volgzaam, geduldig, rein, gehoor­zaam, nederig, trouw en in voortdurend gebed te zijn, zoals Ik was met de Vader; slaap nooit; verbreek nooit de banden die je met de Vader hebt; Mijn leven op aarde was een onophoudelijk bidden tot de Vader, op gunstige en ongunstige tijden;

luister naar de Vader en doe Zijn Wil, je voedsel krijg je van Mij, je Verlosser, alles wat je eet komt van Mij om je te leren het enige Ware Leven in Mij, je God, te leven; voorwaar Ik zeg je, wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; vrees veeleer hem die beide, lichaam en ziel in het verderf kan storten in de hel[1] ;

blijf in Mij en Ik in jou; Ik zal toestaan dat je sterfelijke natuur op de proef gesteld wordt, zodat je groeit in je beproevingen, maar je ziel zal niet worden aange­raakt; vlees en bloed kunnen Mijn Koninkrijk niet erven, wees dus niet bang; door jouw beproevingen word Ik ook verheerlijkt;

verlaten zul je nooit zijn; 

 


[1] Matt. 10:28.