14 februari 1991
vrede zij met je;
bloem, heb Mij lief; heiligheid komt niet in één dag; vertrouw je helemaal aan Mij toe; aanbid Mij en bemin Mij en Ik zal de rest doen; slaap niet; ziel, je zonden zijn talloos en dat zijn ook de wonden die je Mij toebrengt; telkens als je zondigt komt dat op Mij neer, als een dreun, of een geselslag, of een gat in Mijn Lichaam van een nagel; waarom, Vassula? waarom? Ik, die je Mijn Heilig Gelaat heb onthuld, heb Ik Mijn Gelaat onthuld om te worden geslagen? heb Ik je de Wond van Mijn Hart getoond opdat je Het nog meer zou doorboren? op aarde is niemand te vinden die armzaliger is dan jij! O wat ben je beklagenswaardig! ga nu niet weg, zit en luister naar wat Ik je te zeggen heb; als het niet was omwille van Mijn Oneindige Barmhartigheid, dan zou de Gerechtigheid van de Vader je geslagen hebben en je zou onmiddellijk vergaan zijn; heb Ik je geleerd te zondigen? waar zijn de offergaven die je Mij schuldig bent? waar zijn de opofferingen die je Mij beloofd hebt, ziel? waarom heb je Mij verwaarloosd? het is nu Vastentijd; de Vastentijd zal Mijn Passie bij je terugbrengen, en toch ben je noch klaar noch voorbereid; Ik heb je gevuld met Hemels voedsel om in Mijn Licht te groeien en een lichtdraagster te worden, Ik heb je tot de Mijne gemaakt, en met eeuwigdurende Liefde heb Ik je uit de afgrond omhoog getild om Mijn bruid te worden in Mijn Tegenwoordigheid en in de tegenwoordigheid van Mijn engelen voor altijd, toch hebben je oogleden, zwaar van slaap, het beste uit je gehaald; O Mijn Vassula! als je eens wist hoezeer Ik, de Heer, je liefheb! Ik dorst naar liefde;
Ik weet, lief kind, dat de tijden waarin je leeft slecht zijn, maar heb Ik je niet goed van kwaad leren onderscheiden? en nu wordt Mijn Grondgebied weer ruw; vertel Mij, was het door jouw inspanningen dat je het Licht zag? nee, Ik heb hard gewerkt[1] in jou; om je in Mijn Licht te bewaren heb Ik genade op genade over je uitgestort; Ik heb je niet behandeld zoals je vanwege je zonden verdiende, Ik heb je behandeld zoals Ik nooit, maar dan ook nooit eerder een ziel heb behandeld; Ik heb Liefde gegeven voor onverschilligheid; Tederheid voor onheiligheid; Barmhartigheid voor ellende; ja, Ik heb Mijn Heilig Gelaat getoond aan de zonde; Ik heb je behandeld zoals Ik de juwelen[2] van Mijn Hart behandel; Ik heb voor jou tot de Vader gebeden, Vassula, opdat Hij Zich Mijn Offer herinnert en zo jou zou sparen,
O God, ik wilde U geen pijn doen noch U boos maken!
Ik ben standvastig in Mijn genegenheid, bloem; en Mijn Liefde voor jou is eeuwig; leer van Mij; wees standvastig; kom, Ik wil je in Mijn Tegenwoordigheid, volmaakt! Ik wil dat je ziel is als een bevloeide tuin, vervuld van Mijn Dauw die een delicate geur uitwasemt zodat Mijn Ziel Zich in je verheugt;
Vassula, wil je Mijn Wil doen?
Ik wil Uw Wil doen, maar ik schijn alleen het tegenovergestelde te doen, Heer …
Ik zal je helpen Mijn Werk voort te zetten; laat alles in Mijn Handen; O Mijn kind, onderworpen aan de zonde dat je bent, maar kom tot Mij, laat deze schellen van je ogen vallen en zie Wie er voor je staat … Ik Ben staat oog in oog met je! en spreekt en biedt je Zijn Hart in Zijn Hand aan; wil je dit Hart van je God? neem Het, Ik bied Het je aan, ziel; strek je handen uit om Mijn Hart te ontvangen;
Ik ben Uw Liefde niet waardig, Heer …
Ik weet het, maar niemand is Mijn Liefde waardig, en dit is zoals Ik vandaag tot jullie allen kom; Ik kom tot jullie allen met Mijn Hart in Mijn Hand; zeg niet: “ik heb gezondigd”, en ik weiger Het; Ik zeg jullie: Mijn Grote Barmhartigheid heeft jullie vergeven, kom dus, kom en neem dit Hart dat jullie bemint; hebben jullie niet gehoord dat Mijn tolerantie groot is? Mijn Mededogen is groot; kom, wijs Mij niet dag na dag af; vanaf nu, dochter, wil Ik dat je trouw bent aan je overtuigingen en oprecht tegenover Mij;
concentreer je op Mijn Heilige Tegenwoordigheid; Ik ben nooit afwezig; jij bent het die het licht in je ogen verduistert door de ophoping van je zonden en de onzuiverheden die je ziel elke dag opneemt totdat je er blind van wordt; het licht van je lichaam is je oog, wanneer je oog gezond is, is ook je hele lichaam vervuld van licht, maar als het ziek is zal ook je lichaam geheel duisternis[3] zijn, en in je duisternis, met het licht in je ogen verduisterd, kun je Mij niet zien, maar Ik, Ik ben nooit afwezig;
Vassula, vandaag heb Ik duidelijk met je gesproken, uit Liefde; daar je meer geneigd bent tot rebellie en tot zonde dan tot wat heilig is, zal Ik Mijzelf veroorloven in Mijn jaloerse Liefde duidelijk tot je te spreken; verbeeld je niet dat Mijn jaloerse Liefde gemakkelijk opzij geschoven kan worden; o nee, als Ik Mijn Mond open is het tot je redding dat Ik spreek, niet tot je veroordeling; sta Mij toe je te berispen uit Mijn Liefde, zo nu en dan;
[1] God bedoelde dat Hij in mij gezwoegd heeft.
[2] Juwelen: volmaakte zielen.
[3] Luc. 11:34.