5 februari 1991

Waar bent U weer, mijn Heer?
Waarom verbergt U Zich?
Of ben ik weer in duisternis
en kan ik U niet zien?
Onthoud U mij Uw gunsten?
Toch weet ik dat U niet ver weg kunt zijn;
“indien mijn voeten zijn afgeweken van het rechte pad,
of als mijn ogen mijn hart op ’n dwaalspoor hebben gebracht,
of als er smetten aan mijn handen kleven”[1]
vergeef mij.

Mijn kind, wees gezegend! vrede zij met je;

pas je aan Mij aan, Vassula, en houd op naar de Verleider te luisteren; Ik zeg je: nader Mij, nader Mij Mijn kind, Ik ben Degene die je van echte Kennis voorziet; O Vassula! een Licht heeft in je geschenen, dus hoe kon je twijfelen? Ik ben het, de Heer, die je gered heeft; – Ik had door mijn profeten gezegd dat Ik Mijn Geest zelfs aan de minste en de meest ellendige van allen zal geven, maar, Mijn kind, dit is slechts het begin van Mijn Belofte;

Ik Ben de Al-Getrouwe; O Mijn kind, verheug je! verheug je! spoedig zal Ik Mijn Geest schenken aan heel de mensheid; Ik zal kristalheldere wateren[2] laten stromen uit elk levend schepsel; – Vassula, Ik heb Mijn gelaat maar enkele dagen voor je verborgen gehouden zodat je naar Mij zoekt; verlaten ben je niet;

Ontzet was ik, Heer!

O nee, wees niet verbijsterd, hoe zou Ik anders in jou een geest van betrokkenheid kunnen laten herleven? betrokkenheid om tenslotte je hoofd op te heffen en de Hemel af te zoeken naar Mij, de Heilige? jij bent van beneden en Ik Ben van boven; jij leeft in een plaats waar je geest je niet kan bevredigen omdat je omgeven bent door alles wat Ik niet ben, en Ik Ben te vinden waar jouw geest, jouw ziel hevig naar zou moeten hunkeren en verlangen te zijn; gezegende van Mijn Ziel, totdat je leert voortdurend naar Mij te zoeken en naar Mij te verlangen, zal Ik doorgaan je nu en dan op de proef te stellen; het is Mijn genoegen je met Mijn Geest te doordrenken vandaag en niet gisteren, morgen en misschien niet overmorgen; begrijp je? 

Ja Heer. Ik denk dat ik het nu eindelijk begrijp.

badend in Mijn Licht, zoek naar Hemelse dingen, en houd je aan Mijn Beginselen; zonder Mij ben je alleen en kun je niets doen, je zou niet eens meester zijn over je gedachten, dus zeg Ik je: gun je ogen geen slaap;

het is niet Mijn bedoeling je te ontmoedigen, Vassula, maar van Mijn Lippen komen Lessen en Wijsheid; het is Mijn bedoeling je aan Mijn Zijde te laten wandelen en op de weg van deugd; het is Mijn bedoeling je geest te verrijken zodat Ik door jou Mijn Kennis kan tonen en jij Mij zult verheerlijken; sla je ogen dan op naar de Hemel en kijk naar Mij, dochter, en als je weer Mijn Heilig Gelaat ziet, zul je nog een keer stralend worden en je hart zal weer kloppen van verrukking; begrijp je? je hart zal weer majesteitelijk getooid zijn en in heiligheid, zodra je ogen Mijn Luister zien; leun op Mij, Ik heb je alleen op de proef gesteld, Mijn kind;

Ik zegen je; zegen Mij, heb Mij lief;

 


[1]  Job 31:7.

[2] Apok.22:1.