11 november 1990
Heer?
Ik ben; rust in Mij; de hele Hemel is vol vreugde, dit is wat jij de gelukzaligheid in haar volheid noemt;
dochter, als de zielen eens wisten hoe prachtig het is te leven in God, zou niemand zo gemakkelijk verloren gaan; tenzij ze ervoor kiezen verloren te gaan zoals Judas; hij koos de weg naar de verdoemenis, niet dat Mijn Hart niet smolt van verdriet telkens wanneer Ik hem weer een stap verder van Mij vandaan zag gaan; niet dat Ik niet voor hem gebeden had; niet dat Ik Mijn Ogen niet voor hem had uitgeschreid; Ik had zovele wegen voor hem geopend die allemaal naar Mij leidden, maar amper had hij op een daarvan zijn voet gezet of hij kwam er weer van terug als hij besefte dat Ik die voor hem had aangelegd, want bij de zonde voegde zich de rebellie, in zijn hart zonden ophopend tegen Mij, zijn God, toen hij besefte dat Mijn Koninkrijk geen aards koninkrijk was in aardse glorie; hij sloot zijn hart en sneed de banden tussen ons door en vervreemdde zichzelf onmiddellijk van Mij; zijn zintuig voor wat rechtschapen was of niet was verduisterd en gehoorzaamde aan de heerser die de atmosfeer regeert;
vandaag vraag Ik aan de zieke wat Ik aan de zieke man bij de vijver van Bethsaïda[1] vroeg: “wil je weer gezond worden?” Ik kan je onmiddellijk genezen, en de hele Hemel zal jubelen en feestvieren! Mijn gave is gratis, dus kom tot Mij zoals je bent; Ik zal je genezen, ziel, zodat je kunt deelhebben aan Mijn Koninkrijk en kunt leven in Mij, je God;
[1] Joh. 5:1-9.