28 juli 1990

(Rhodos) 

Jezus, ik ben gevangen in een wolk van lusteloosheid en ik lijk niet uit deze lusteloosheid te komen. Ik ben een arme stakker …

Ik weet het, maar waarom vraag je niet om Mijn hulp? en waarom zoek je elders? als jij je ogen op Mij richt zul je Mijn Licht zien en Ik zal je de dingen geven waar je om vraagt; je bent arm maar Ik kan je verzorgen; Ik hoef slechts te zeggen: groei! bloei! en Ik kan in jouw woestijn rivieren laten stromen; kind, laat Ik je ooit in de steek?

Nee, mijn Heer, nooit. 

hoe komt het dan dat je niet in staat was in Mijn Aanwezigheid te geloven?[1] besef je niet dat Ik voortdurend je ogen gezocht heb? heb Ik je niet tot Mijn bruid gemaakt? 

Ja dat hebt U gedaan, mijn Heer. 

kijk dan zo nu en dan naar Mij; dat ben je Mij verschuldigd! luister, Vassula, Ik heb je niet nodig; zoals je weet ben Ik Mijzelf genoeg; Ik heb je verschillende keren gezegd dat Ik Almachtig ben maar Ik houd van zwakheid omdat  Mijn Macht dan op zijn best is;

kleintje, Ik ben alle dagen bij je, elk uur en elke seconde van je leven, Ik ben altijd bij jullie … onthoud, Ik ben met Mijn Moeder;

Ja, mijn Heer. 

herhaal weer na Mij: wij, ons, voor altijd en eeuwig; 


[1] Toen ik Hem gezien had met de ogen van mijn ziel, die middag.