30 april 1990 

Heer, mijn God,
red ons in Uw Liefde, verhef ons in Uw Licht
en vergeef ons door Uw Oneindige Barmhartigheid;
maak ons sterk in geloof, verenig ons om één te zijn,
opdat wij samen kunnen zeggen, 
rondom één Heilig Tabernakel:
“Er is één God,  één geloof, één doopsel,
en één God die de Vader is van allen,
over alles, door alles en in alles.”[1] 

probeer Mij dan na te volgen; 

Geef ons dan de Wijsheid om U na te volgen. 

Wijsheid wordt alleen aan kinderen gegeven; tenzij ze Mij zoeken in eenvoud van hart, zal hun geen Wijsheid worden geschonken en zolang hun verstand aan het werk is zal Wijsheid verborgen blijven en als een raadsel voor hen zijn; 

Ontneem hen dan hun verstand Heer opdat ze tenslotte met hun ogen Uw Schoonheid en Uw Heerlijkheid zien! 

hartje, bid dan voor hen, bid in deze goddeloze tijd, laat je gebeden zijn als gemengde wierook;

bid dat Ik hun het zicht teruggeef; bid dat Ik naar hen toe mag gaan en hen wek uit hun eeuwige slaap; bid, Mijn kleintje, jij die door Mij de Wet hebt ontvangen en door Mijn Heilige Geest werd geleid, bid dat ze aan hun zonden sterven en verrijzen tot Heiligheid, Liefde en Geloof; en als er enkele wijze mannen zijn, laat hen hun wijsheid laten zien door hun eenvoud van hart tegenover Mij, door hun geestdrift voor alles wat heilig is, en door hun vurigheid om zielen naar Mij te trekken; moge dit alles geschieden met nederigheid en liefde; bedenk dat, als je niet krijgt wat je vraagt, dit is omdat je niet hard genoeg bidt en niet met je hart;

kom nu, vergeet nooit Mijn Aanwezigheid; Ik ben je Heilige en Degene die jou het meest bemint;[2] 

Heer,
U bent Goed, Geduldig en Vergevend,
zeer liefdevol voor allen die U aanroepen,
hoor onze gebeden mijn Heer,
ofschoon ze misschien zeer armzalig zijn,
heb medelijden met ons en open Uw Oor,
wij zijn zondaars en geen heiligen,
maar U staat erom bekend
naar de zieken te gaan
en hen te genezen door Uw Liefde,
wij zijn allemaal ziek,
een zieke generatie, gedrenkt in zonde,
kom bij ons en genees ons
door ons te helpen te geloven
in ons ongelooflijke ongeloof! 

Mijn Gerechtigheid is eeuwig, Mijn Liefde die Ik voor jullie allen heb is Oneindig, Mijn Medelijden met de ellendigen en de zieken is Groot en boven menselijk begrip; vraag en het zal jullie gegeven worden; Ik open Mijn Mond hevig verlangend naar jullie gebeden; 

Ik vraag, en ook vanwege mijn broeders, dat U komt en ons redt Heer in Uw Liefde, keer terug tot ons, zuiver ons! 

Ik zal tot jullie terugkeren als Liefde, en Mijn Vuur zal jullie allen zuiveren, 

U hebt ons een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde beloofd, Heer. 

Ik heb je meer dan dat beloofd, kleintje; Ik heb je een nieuw Jeruzalem beloofd en Ik heb je beloofd dat Ik te midden van jullie zal leven; Ik zal Mijn Woning bij jullie maken, begrijp je? zeer spoedig nu, zal Ik bij jullie zijn; 

haast U dan Heer, haast U, wij wachten allemaal verlangend op het tweede Pinksteren en op de uitstorting van Uw Heilige Geest, de tweede Komst. 

zijn jullie allemaal gereed om Mij te ontvangen? waarom zeg je niets? 

[3]Omdat het, mijn Heer, zo erg is te moeten zeggen: “velen zijn niet klaar om U te ontvangen …” 

bid dan voor hen die Mij niet willen kennen, bid voor de goddelozen, bid voor hen die niet gereed zijn om Mij te ontvan­gen, bereid jullie voor! de vijgenboom is rijp en spoedig zullen jullie zijn vruchten eten;

kom, wij, ons? 

Ja, mijn Heer, wij, ons.


[1] Ref. Ef. 4:5-6.                 

[2] Ik sta erop.

[3] Bedeesd en bedroefd zei ik: