7 maart 1987 

Vassula, Ik Jezus, heb je lief; beminde, Ik heb gerust; kom, Ik ben blij; geloof Mij, Ik voel Mij uitgerust! laten we werken met liefde en eerherstel geven; kom, Ik zal je leren eerherstel te geven; Ik ben het Levenselixer, Ik ben de Verrijzenis; 

Jezus, wat  verlang ik ernaar dat elke ziel U zal beminnen! Het moet verschrikkelijk zijn een Liefde die zo groot is als de Uwe niet beantwoord te zien! 

Vassula, Mijn wens is al in je ziel geplant; dochter, vervul Mij met blijdschap en leer te zeggen “laat ons aan het werk gaan, laat ons dit of dat doen”, gebruik het woord ons, we zijn voor eeuwig verenigd! verblijd Mij door te zeggen: “Vader, Uw wil geschiede”; weiger Mij niets;

dochter, vandaag zul je Mij volgen naar het duistere domein van Mijn vijand om te zien hoe de zielen lijden die Mij hebben afgewezen; 

Jezus, zijn zij verloren? 

zij die in de hel zijn, ja, maar de zielen in het vagevuur zijn gered[1] door de liefde van Mijn beminden die bidden en eerherstel geven; wees niet bang want Mijn Licht beschermt je en Ik ben bij je; 

Ik zag mijzelf onder de aarde. Het zag eruit als een ondergrondse grot, donker; alleen verlicht door vuur. Het was vochtig en de grond was plakkerig. Ik zag verschillende zielen op een rij. Zij waren vastgebonden en alleen hun hoofden waren te zien, gezichten in doodsangst. Het was erg lawaaierig, het klonk als ijzeren machines in werking. Veel geschreeuw, gehamer, gegil, het was erg druk. Er stond iemand vóór deze hoofden, zijn hand uitgestrekt  met lava in zijn hand. Zijn arm zwaaide van rechts naar links en goot (kletste) de hete lava uit over deze gezichten die opgezwollen waren van de brandblaren. Plotseling bemerkte deze man, waarvan ik begreep dat het Satan was, onze aanwezigheid en hij draaide zich om.

(Satan spreekt) “kijk haar!” en hij spuwde met afschuw en woedend op de grond bij het zien van Jezus’ en mijn aanwezig­heid.

“Ellendige worm, kijk haar eens, we hebben tegenwoordig zelfs wormen die komen om ons bloed uit te zuigen, ga en d… op”.

Hij zei tegen mij: “Kijk”, en hij gooide weer hete lava over die gezichten. Ik hoorde hen schreeuwen: “O, laat ons sterven …” Toen riep Satan, die er precies uitzag als een krankzinnige, briesend van woede:

“schepselen van de aarde, luister naar mij, jullie zullen naar mij-ij-ij  komen!”

Ik dacht juist dat hij, hoewel hij dreigde, zo gek was om te geloven dat hij op het eind zou winnen. Hij moet mijn minach­tende gedachten hebben gelezen en zei zeer drei­gend: “Ik ben niet gek!”

Daarna zei hij met een kwaadaardige grijns en ironie tot deze arme zielen: “Hebben jullie het gehoord, ze heeft me een gek genoemd,” en dan met sarcasme… “Dierbare, beminde zielen, ik zal jullie laten betalen voor wat zij gezegd heeft.”

Hij stond klaar om opnieuw lava te nemen en te gooien. Ik wendde mij wanhopig tot Jezus en vroeg Hem iets te doen! Hem te laten ophouden! Jezus antwoordde: 

Ik zal hem laten stoppen; 

(Op het moment dat S. zijn hand had opgehe­ven om de lava te gooien, deed hem dat hevige pijn, en hij schreeuwde het uit, Jezus vervloekend; dan tegen mij: “Heks, gáááá, ja, gá, laat ons!”

Stemmen van zielen dicht bij de poorten van de hel schreeuwden: “Red ons, red ons!”[2] Toen kwam er iemand naar voren; ik begreep dat het een van de duivels van Satan was, en hij (S) vroeg hem: “ben je op je post? doe je wat ik je gevraagd heb te doen? doe haar pijn; vernietig haar; ontmoedig haar”.

Ik wist dat S. mij bedoel­de. Hij wilde dat deze duivel mij de moed zou ontnemen om Jezus te ontmoeten, door mij het verkeerde woord in te geven of de boodschap die ik ontvang te vernieti­gen. Ik vroeg Jezus of we konden weggaan. Hij zei:) 

kom, laten we gaan; Ik wil dat je dit alles opschrijft, Ik zal het voor je schrijven; wees dicht bij Mij, beminde – Ik wil dat Mijn kinderen begrijpen dat hun zielen leven en dat het kwaad bestaat; alles wat in Mijn Gezegend Woord geschreven staat is geen mythe; Satan bestaat en probeert jullie zielen in het verderf te storten; Ik lijd als Ik jullie zie slapen zonder je van zijn bestaan bewust te zijn; Ik kom jullie waarschuwingen en tekenen geven, maar hoe velen van jullie zullen Mijn waar­schuwingen lezen alsof het sprookjes zijn?

beminden, Ik ben jullie Verlosser; weiger Mijn woord niet, kom terug naar Mij en voel hoe Mijn Hart klopt van liefde voor jullie; waarom, waarom zijn jullie zo bereid jezelf aan de voeten van Satan te werpen?

O kom jullie allen die niet meer in Mij geloven; kom bij Mij jullie allen die Mij hebben verlaten; kom en zie, want dit is de tijd om te luisteren; jullie allen die Mijn Ziel verwonden, sta op, herleef, en zie Mijn Licht; wees niet bang voor Mij, Ik heb jullie vergeven; Ik zal jullie zonden wegnemen en Mijn Bloed zal ze afwassen; Ik zal jullie je zwakheid niet aanrekenen en jullie vergeven; kom en neem de dauw van gerechtigheid in je op en herstel jullie zielen die op de verdoemenis afgaan; Ik kom jullie zoeken, Ik kom Mijn verloren schapen zoeken; moet Ik, als de Goede Herder, jullie verloren zien gaan en onverschillig blijven?  

Vassula, ben je bereid te bidden voor allen die op weg zijn naar de verdoemenis? 

Nu, Jezus? 

ja, nu; 

Ik zou niet weten wat ik moet zeggen, Heer.

Ik zal het je leren; luister naar Mij en zeg Mij na: 

“O Heilige Vader,
door Uw Kracht
en met Uw Barmhartigheid,
smeek ik U, verzamel al Uw schapen,
vergeef hun en doe hen terugkeren
naar Uw Beminde Thuis;
zie op hen neer als op Uw kinderen,
en zegen hen met Uw Hand,
amen” 

kom in Mijn Hart, Vassula, want daarbinnen heerst diepe Vrede;


[1] In het Paradijs opgenomen.

[2] Zielen bij de poorten van de hel, in een zeer laag vagevuur, kunnen ‘hogerop’ gebracht worden door onze gebeden, kunnen worden gered tot minder kwelling.