13 januari 1989 

Jezus? Eén priester heeft nu gezegd dat Uw Werk, dat U mij geeft, spiritisme is, vanwege het schrijven. Helpt U mij alstu­blieft. 

Vassula, Ik zal je helpen; ere zij God omdat Hij je van het kwaad heeft verlost; laat allen die twijfelen en je beschuldigen van allerlei valse verklaringen, zich Mijn woorden uit de Schrift herinneren: een goede boom brengt goede vruchten voort; vrede, Mijn Vassula; verheug je als de mensen  je uitschelden en je vervolgen, want je beloning in de Hemel zal groot zijn;

beminde, aan hen die beweren dat dit Werk niet van Mij, de Heer, is, maar door spiritisme of occultisme tot stand komen, vraag Ik het volgende: kan Satan in zichzelf verdeeld zijn? als hij verdeeld is in zichzelf, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?  – Mijn genade rust op je, Mijn kind, maar zij hebben niet begrepen; 

Heer, zij die mij beschuldigen en veroordelen, nog voordat ze iets hebben gelezen of mij hebben ontmoet, willen ook niet geloven dat velen zich hebben bekeerd door Uw Boodschap. Ze geloven mij niet

omdat zij oren hebben maar niet luisteren; Vassula, Ik heb altijd sinds het begin der tijden steeds profeten gezonden, maar velen zijn vermoord en vervolgd; de mensen zijn niet veranderd;

Ik, de Heer, zeg dit: als iemand zich openlijk voor Mij uitspreekt, in tegenwoordigheid van mensen, zal Ik, Ikzelf, Mij voor hem uitspreken in tegenwoordigheid van Gods engelen; maar als iemand Mij afwijst in tegenwoordigheid van mensen, zal Ik hem ook in tegenwoordigheid van Mijn engelen afwijzen; wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij verzamelt, verstrooit; Ik verklaar aan alle generaties dat Mijn Werk nooit zal eindigen; Mijn Geest is inderdaad onder jullie; Ik bemin jullie allen met een eeuwigdurende liefde en vanwege die liefde zal Mijn Heilig Hart jullie niet zien vallen; herken Mijn Werk! onderscheid de geesten! de Schrift zegt: wie profeteert zal tot mensen spreken voor hun verbetering, tot hun bemoediging en hun vertroosting;[1]

Mijn Heilig Hart, zo verkeerd begrepen, is een Afgrond van Liefde en

Barmhartigheid; jullie tijdperk is dood; maar Ik, die de Verrijzenis ben, zal het doen herleven; bid voor die pries­ters die oren hebben maar weigeren om te horen, Mijn liefde voor hen is Groot, maar even groot is het lijden en het verdriet dat zij Mij aandoen … deel Mijn Kruis, Mijn kind, de strijd is nog niet voorbij;

Ik, de Heer, ben met je tot het einde; wij? 

Ja, Heer. 

ons? 

Ja, mijn Heer. Voor altijd en eeuwig, amen. 

(Op 16 januari was ik uitgenodigd bij de Wereldraad van Kerken om Metropoliet Damascinos te ontmoeten. Hij wilde de Boodschap horen en bestuderen. Jezus stuurde mij precies in de week van de Viering van de oecumene. Het is een teken. De Viering zou op 18 januari zijn wat ook het feest is van Sint Petrus’ Stoel en ook mijn verjaardag.

Ik herinner mij nog hoe op 20 mei 1987, toen nog geen enkele priester mij steunde, en zij die wisten en achter mij stonden een handvol vrienden waren, dat ik, nadat Jezus mij had gedicteerd over de Kerk en haar toekomstige eenheid, in alle staten raakte en mij afvroeg hoe deze Boodschap ooit de juiste oren zou bereiken, omdat ik een buitenstaander ben en in Azië woon (ik had in die tijd, moet ik ook toegeven, geen idee van de Wereldraad van Kerken).  Jezus zei eenvoudig: “het zal” (20 mei 1987). Ik begreep dat het “het zal” precies in vervulling ging op 16 januari. Of ze de Boodschap verwerpen of niet, dat is een ander verhaal.)


[1] 1 Kor. 14:3-4.