14 oktober 1988 

Heer,
ik vraag U slechts om Uw Sterkte.
Ik heb méér geloof nodig om U meer te beminnen zoals U dat wilt;
Ik heb volharding en hoop nodig
om de zending te volbrengen die U mij gegeven hebt,
en zo Uw Heilige Naam weer te verheerlijken. 

Ik zal je al deze dingen geven voor Mijn belangen en voor Mijn Heerlijkheid, maar ook voor een hogere volmaaktheid van jouw ziel; Ik, de Heer, bemin je; begrijp hoe de duivel je haat om dit werk dat je met Mij deelt; je verheerlijkt Mij door je liefde en je verheerlijkt Mij door zielen tot Mij te trekken; jij, die hij eens “worm” noemde,[1] verheerlijkt Mij en beledigt hem, want hoe kleiner en onbetekenender jij bent, des te meer wordt hij beledigd; onthoud hoe opgeblazen hij is en hoe verwaand?! 

Ja, mijn Heer. 

Ik bemin je en Ik zal je altijd beschermen; kom altijd tot Mij, en Ik zal je nooit Mijn Vrede onthouden; Liefde bemint je; 

Ere zij onze Heer.


[1] Zie 7 maart 1987.