10 oktober 1988
Jezus?
Ik Ben;
Gezegend zij de Heer.
Ik bemin je, dochter, voor dit vertrouwen dat je Mij geeft; maak je geen zorgen, steun op Mij en luister naar Mijn Hart, dit Hart dat jullie allen zoekt en jullie bemint, maar dat door velen wordt veroordeeld; dochter, bid dikwijls tot Mij om Kracht te krijgen; Ik zal je altijd Mijn Kracht geven; bid samen met Mij dit gebed, een gebed om Mijn Terugkeer:
“Kom Heer! keer terug tot ons,
hoor ons bedroefde wenen vanuit deze wildernis;
voel onze dorst, en wees ons barmhartig,
kom terug tot ons, kom en wis alle slechtheid uit
en vervang haar door Liefde,
amen”
en op dit gebed, zul je Mij je horen antwoorden dat Ik, die Liefde ben, als Liefde naar je zal terugkeren; wees geduldig, Mijn beminden, nog maar een ogenblik en Ik zal naar jullie terugkeren;
wees waakzaam en op je hoede want Mijn Terugkeer zal plotseling zijn; wees dus voorbereid, heb berouw, aanvaard jullie Heer met een zuiver hart en de schaduwen op aarde zullen je niet beangstigen; noch zal het uur van duisternis jullie angst aanjagen; jullie zullen noch angst noch benauwenis voelen in dit uur van doodse stilte; luister dus naar Mij, luister naar Mijn woorden en ze zullen een troost voor jullie zijn als dit uur van duisternis neerdaalt op Mijn hele schepping;
Ik zeg jullie plechtig dat dit uur nu niet meer ver van jullie is; Ik, die Liefde ben, zal al degenen tot Mij trekken die Mij beminnen en Ik zal hun angst verminderen; Ik zal hen met Mijn Liefde omsluieren, hen troosten met Mijn Hart, en ze zullen in Mij hun schuilplaats vinden;
helaas! voor hen die niet gereed zijn en Mij nooit hebben bemind! zij zullen sterven door hun eigen slechtheid en in het stof liggen, verstikt door het gewicht van hun zonden! zij hebben Mijn Heilige Naam bezoedeld met de hulp van de tweede draak, de draak die de zwarte gewaden draagt, de draak die tegenover het Licht staat;
O schepping! schepping met zinloze geesten![1] wat heb Ik een medelijden met jou; schenk Mij één vriendelijke blik en Ik zal je bevrijden; sinds de dag van je geboorte wist Ik dat je goddeloos zou zijn; en toch ben Ik bereid te vergeten en er met je over te praten; je navelstreng is nog met Mij verbonden; als je Mij vertelt dat je verdwaald was en dat je wilt stoppen met zondigen, als je er Mij alleen maar over wilt vertellen, Ik, die Liefde ben, zal je redden; Mijn kind, Mijn vergeving is op voorhand gegarandeerd; daag Mij niet langer uit; kom terug tot Mij en Ik zal je inderdaad Mijn Vrede geven;
kom, dochter, Ik zegen je omdat je Mij toestaat je hand te gebruiken; hoezeer bemin Ik je! O dochter Ik ben heel blij met je, roep Mij altijd aan, liefkoos Mij met je liefde, verblijd Mij; verminder Mijn pijnen, blus Mijn toorn door Mij te beminnen; bloem, Ik sta je toe in Mijn Huis te zijn vanwege je nietigheid, blijf dus niets; Ik geef je Mijn Vrede; wij, ons?
Ja, Heer.
Mijn Aanwezigheid is Heilig;
[1] God leek zo bedroefd, bijna aarzelend dat Hij moest straffen.