7 mei 1988 

(De Heilige Maria.) 

Vassula! Ik zal je altijd troosten als de vlammende woorden van de wolven je ziel verwonden; les de dorst van Mijn Zoon; les Zijn onverzadigbare dorst naar Liefde; laten we bidden tot de Vader: 

“Vader van Barmhartigheid,
in aanbidding lig ik aan Uw Voeten,
op U Hoop ik en in U Geloof ik,
Ik bemin U grenzeloos;
amen”

(Ik herhaalde het.) 

Dank U, Heilige  Maria; sta mij toe op U te steunen. 

beminde, Mijn Zoon en Ik verlaten je nooit;

luister naar Mijn Zoon: 

Ik, Jezus, bemin je ziel; 

Ik bemin U, Heer! Heer! Wat zullen we doen? 

(Ik bedoelde wat zijn nu de verdere instructies.) 

alles zal door Mij worden gedaan; Ik ben de Ene en enige Heilige Zuivere Ecclesia; bid voor deze Eenheid; bid voor die zielen die je afwijzen;

Ik bemin je; Ik ben de hele tijd bij je;[1] kom tot Mij wanneer je hart bedroefd is door de roofzuchtige wolven; luister naar Mij; de evangelische priester geselt Mij woest en herhaaldelijk op Mijn rug, Ik wil ( … ) vragen of hij bereid is eerherstel te geven voor de dwalingen van de priester door een daad van opoffering; bid voor dit verdwaalde schaap; bid voor hem; geef eerherstel, Mijn beminde, door elke vrijdag te vasten op water en brood; ben je bereid het lijden van je Verlosser te verlichten? Ik bemin je, beminde ziel; luister naar Mij, Vassula: 

Mijn Koninkrijk is onder jullie; 

Petrus-van-Mijn-Hart, Petrus-van-Mijn-Lammeren; dit is de Heilige Naam die Ik hem gegeven heb: ‘Petrus-Van-Mijn-Lamme­ren’, maar de Kaïns hebben hem onttroond, door zijn Kroon te stelen waarmee Ik hem geëerd had; Ik, de Heer, bemin hem, want deze is de welbeminde van Mijn Ziel; deze gestolen Kroon zal Ik hem teruggeven;

Ik zal de valse koninkrijken ten val brengen die Mijn Lichaam bezoedelden, drijvende koninkrijken, koninkrijken zonder wortels; Ik zal die valse koninkrijken omverwer­pen en Mijn Ware Koninkrijk  laten herrijzen in Mijn Licht als een Toorts en aan Petrus zal Ik zijn Zetel volledig teruggeven, hem op de troon plaatsen; en  in zijn hand zal Ik een ijzeren scepter plaatsen, waarin Ik hem de macht zal geven om als herder te regeren; Ik zal Mijn verstrooide lammeren bijeenbrengen,[2] en als Ik dit gedaan heb, zal Ik deze kudde met Mijn Armen omvatten en niemand! niemand! zelfs de boze zal niet in staat zijn een enkel lam van deze Kudde te stelen; Mijn Mantel zal Ik over hen uitspreiden,  ze beschutten in Mijn warmte en ze beschermen; aan Petrus zal Ik teruggeven wat Ik hem gegeven had toen Ik op aarde in het vlees was; niemand zal de grenzen van Mijn Wil overschrijden, want alles wat er nu is, hebben jullie gedaan, niet Ik; Ik verafschuw anarchie en opstandigheid tegen Mij;

Vassula! verloofde! broeders! Ik, de Heer, zegen iedere stap die jullie zetten; Ik, de Heer, die jullie zoeken zal plotseling Mijn Tempel binnenkomen; Ik klop aan jullie deur, zullen jullie Mij binnenlaten? met Mij, breng Ik Mijn Reddingsplan mee; Mijn Boekrol is geschreven en klaar voor gebruik; het zou gezegd moeten worden dat Ik Mijn Reddingsplan van Vrede en Liefde opnieuw heb uitgebracht om de Zetel van Petrus te eren zoals hij geëerd had moeten worden; Ik kom om hem zijn Herderskroon terug te geven; nader Petrus …  nader Petrus …  nader je Heer; 

Dank U, Heer. 

word niet moe om te schrijven; wij, ons? 

Ja, Heer; wij, ons.


[1] Jezus’ stem klonk hier erg zacht en innig.

[2] Ik had een visioen van engelen die de lammeren de schaaps­kooi in probeerden te drijven.