26 december 1987
In de nacht van 25 op 26 december heeft Jezus het belang van de Boodschap van Garabandal en die van Fatima benadrukt en gezegd dat zij gelijk zijn. Het was alsof ik die nacht niet gerust heb. De Boodschap bleef in mijn oren naklinken en Jezus benadrukte Zijn Aanwezigheid.
Het heiligdom van Fatima roept om erkenning van Garabandal; Ik heb jullie geleerd de Tekenen van de Tijd te verstaan, kijken jullie uit naar deze Tekenen? hoe komt het dat jullie de Tekenen niet kennen? hebben jullie geen inzicht? waarom zijn jullie geesten gesloten? waarom weigeren jullie te zien? waarom weigeren jullie te horen? zijn jullie Mijn Woorden vergeten? waarom herhalen jullie je fouten? beminden, waarom al deze giftige aanvallen op de Boodschap van Garabandal, die door jullie Heilige Moeder is gegeven, die de Ark van het Verbond is van Mijn Woord aan jullie? de oppositie die Mijn priesterzielen voeren tegen de verschijningen en de boodschap van Garabandal, zijn allemaal manoeuvres van Satan; evenals in Fatima probeert hij te verhinderen dat Mijn Boodschap algemeen bekend wordt;
hebben jullie niet begrepen dat Satan, die de waarde van Mijn Reddingsplan kent, dat door Mijn Moeder in Garabandal aan eenvoudige kinderen is gegeven, opnieuw probeert Mijn Plan teniet te doen? en zo jullie allen in duisternis te laten vallen; Satan verdubbelt, nu meer dan ooit, zijn pogingen om over jullie Heilige Moeder te zegevieren, door Mijn Kerk te beïnvloeden om deze verschijningen, die een vervolg zijn op de Boodschap van Redding van Fatima, af te wijzen; Satan probeert in zijn razernij te verhinderen dat jullie je voeden door Mij;
Mijn Reddingsplan is duidelijk; Ik kom om Mijn kinderen te redden; herken Mijn Stem, wees niet verbaasd over het soort instrumenten dat Ik gebruik; Ik heb een niets gekozen, dat niets weet, een onbeschreven blad, zodat het duidelijk is dat de Werken die dit vel[1] vullen, van Mij zullen zijn en opdat jullie geloven dat Ik het ben, Jezus, Beminde Zoon van God, die deze keer spreekt; Mijn Koninkrijk is onder jullie;
Mijn Abels, Ik weet dat jullie Mij weer zullen herkennen; O beminden, hoezeer bemin Ik jullie! Ik zal spoedig Mijn plan aan jullie onthullen;
Heer, als de priesters Uw Stem niet herkennen, wat gebeurt er dan?
Vassula, het is niet aan jou dat te vragen, stof en as;[2] laat Mij je leiden zoals Ik wil, laat deze dingen aan Mij over;
Ja Heer.
O kom, begrijp Mij niet verkeerd, Ik ben Liefde; leer te aanvaarden; kom ons, wij? Ik zal je lamp bijvullen;
Ja Heer, ik dank U voor Uw liefdevolle zorg voor mij.
laten we gaan;
[1] Blad papier
[2] Met deze woorden herinnerde God mij eraan dat ik de minste ben onder Zijn schepselen.