8 december 1987 

(Toen ik erover nadacht wat mij te wachten zal kunnen staan, raakte ik in paniek. Dat waren momenten van extreme zwakte. Ik was erg verontrust.) 

Mijn God, kan ik U niet beminnen zoals ieder ander normaal wezen, op een normale manier? Kunt U mij, Beminde God, niet op een normale wijze leiden in plaats van op deze manier? O God, ik voel mij door dit alles zo verantwoordelijk. Het is een kwelling te weten dat, ondanks alle gunsten die U mij schenkt, ik ellendig, zo zondig en slecht blijf. Waarom Heer, waarom gaat U met mij door? Ik kan U niet langer onder ogen komen; ik ben U niet waardig; laat mij maar alleen. Laat mij niet zo dicht bij U… 

waarom? waarom? 

Mijn God, nee, ik zal U volgen en U beminnen zoals de anderen, op de normale manier! 

beminde, Ik bemin je![1] 

O Jezus, ik verwond U alleen maar. Laat mij gaan. Ik zal in mijn ellende blijven, maar ik zal niet ophouden U te eren en U te beminnen.[2] 

wacht! 

Heer, dit alles[3] gaat mijn begrip te boven, het is te veel voor mij! 

nee, dit gaat je begrip niet te boven, nu niet meer; beminde,[4] vijf van Mijn Wonden zijn wijd open; Ik bloed hevig; Ik lijd; je God lijdt; wil je Mijn Lichaam niet verheer­lijken? vijf van Mijn Wonden zijn open, opdat je ziet hoeveel verdriet Mijn schepping Mij aandoet;

Ik bemin jullie allen ondanks jullie slechtheid, ondanks jullie falen, ondanks jullie twijfels, ondanks jullie onrechtvaardigheid, ondanks jullie afwijzingen, ondanks jullie scepsis en ondanks jullie onoprechtheid tegenover Mijn Lichaam; begrijpen jullie het nóg niet? waarom hebben jullie je hart voor altijd voor Mij gesloten? waarom hebben de meesten van jullie Mij verlaten? waarom zijn Mijn volgelingen een andere weg gegaan? waarom hebben zij Mijn tuin verwaarloosd? waarom hebben zij Mijn bloemen niet begoten? waarom?

waar zijn Mijn lammeren Petrus? zou je Mij willen helpen ze te vinden en ze te verenigen? Kom; Ik zal je helpen ze te vinden, Ik zal voedsel voor hen brengen en ze voeden; nee Petrus, je zult in deze woestenij niets vinden; er is niets overgebleven; het weinige dat over was, is nu dor en vernield; want zover als het oog kan zien, is er niets dan wildernis; maar Ik, de Heer, zal uit Mijn voorraad Mijn Brood nemen en Ik zal je voorraadschuren vullen met Mijn opbrengst, Ik zal Mijn lammeren voeden; Ik zal deze woestenij bevloeien, vertrouw Mij, beminde; vertrouw Mij en Ik zal jullie allen weer verenigen; samen, Mijn Vassula; bloem, Ik zal niet toelaten dat je door hen wordt vertrapt; Ik ben van plan je te gebruiken voor de Glorie van Mijn Lichaam; Ik, God, bemin je; 

(Toen onze Heer in deze boodschap zei: “ondanks jullie onoprechtheid tegenover Mijn Lichaam…” sprak hij over degenen die voor EENHEID werken. Wanneer kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders elkaar ontmoeten om een oplossing te kunnen vinden, is de gang van zaken gewoonlijk als volgt: de één die komt om de ander te ontmoeten hoopt dat die ander hem “iets” zal toegeven. Aan het slot is er niemand die iets heeft gegeven. Dit heeft de Heer mij gisterenavond te kennen gegeven.)


[1] Ik zag dat mijn woorden Jezus pijn hadden gedaan. Ik voelde me ellendig.

[2] Ik wilde naar bed gaan om mijn ellende weg te slapen.

[3] De bovennatuurlijke benadering en alle komende gebeurtenissen.

[4] In een uitbarsting toonde Jezus mij hoe Hij lijdt.