11 september 1987 

Vassula, laat Mij je vertellen dat Wijsheid je niet alleen heeft geleerd om Vrede te vinden; Wijsheid heeft je niet alleen met mirre omgeven en je doen geuren met Haar Sublieme Liefde; Wijsheid heeft je niet geleid langs kronke­lige wegen die je vrees aanjoegen en je op de proef stelden om je nu te verlaten; nee, Vassula, Ik heb je daarheen geleid waar Ik je wilde hebben; wat Ik ben begonnen en gezegend heb, zal Ik beëindigen, kom, rust tegen Mijn schouder; 

(Later:) 

kleintje; zelden tref Ik trouw aan in de mensen;

Ik wil je waarschuwen tegen de menselijke zwakheid die ontrouw is; Ik bemin je en Ik zal je steunen, wetend hoe broos je bent; sta Mij toe bloem je te kussen; 

(Ik leunde over naar God en Hij kuste mij op mijn voor­hoofd, ik, Zijn kind.) 

Ik bemin je, Ik heb je geheiligd, Ik heb je bevrijd; kom, Ik en jij, jij en Ik, wij, ons, eer Mij door Mij vurig te beminnen; 

(Ik bemin U, Heilige Vader, mag ik Uw handen kussen?) 

vanzelfsprekend, dochter; 

(Ik kuste Zijn polsen.)