24 augustus 1987
Vassula, heb berouw![1]
Ik vergeef je zonden; nu wil Ik dat je Mij prijst![2] Vassula, zeg: “Glorie zij de Almachtige God”; weet je wie Ik ben?
U bent de Alfa en de Omega, Schepper van alles.
dat heb je goed gezegd, Mijn kind, nu zeg Ik je dit: gezegend zijn zij die Mijn Boodschap zullen lezen en geloven dat Ik haar heb geschreven, zonder dat ze hebben gezien dat Ik haar schrijf; gezegend zijn zij die Mijn Boodschap horen en haar opvolgen; gezegend zijn zij die verenigen en voorstellen doen tot vrede en liefde; verspreid Mijn Boodschap, verspreid Mijn Vrede en laat haar heersen in alle harten, twijfel nooit aan Mijn Liefde;
hoe wilt U dat ik haar verspreid; hoe zou ik iets kunnen doen? Ik ben hulpeloos.
wacht af, Vassula, en je zult het zien; Ik zal je helpen; kom, ons, wij?
Ja, mijn God, ons, wij.
[1] Ik heb berouw verwekt.
[2] Ik aarzelde, zoekend naar de juiste woorden.