18 juli 1987  

(Ik voel mij niet in staat te schrijven. Sinds mijn aankomst in Zwitserland ben ik niet in orde. Eerst de griep gevolgd door een infectie in de mond – ik kon bijna niet eten – daarna volgde een stekende pijn in mijn zijde die me gedu­rende vijf nachten belette te slapen en wat ik nog steeds heb, griep in mijn hele lijf plus een  ontsteking van mijn lip.) 

kom; laat Mij je vertellen, alles komt van Mij; dit zijn Mijn zuiveringen;

dochter, Ik bemin je, leer hoe Ik werk; Ik zal je steunen ook al zul je moeten lijden; Ik zal voor je zorgen en zal geen enkele smet op je ziel toelaten; begrijp hoe Ik werk, maar voel Mij, laat Mij je tegen Mij horen praten, denk aan Mij; Ik zal nooit toelaten dat iets vóór Mij komt, Ik ben de Eerste; door je ziel te polijsten zal ze gaan blinken als goud, en nu zal Ik je eraan herinneren waarom Ik jou heb gekozen; Ik heb je gekozen om je onnoembare armzaligheid en zwakheid; Ik ben een God van Barmhartigheid;

nu mag je werken, maar houd Mij steeds in gedachten; Ik verlies je nooit uit het oog, let op Mijn lippen als Ik tot je spreek; Ik bemin je, kom; sta op, kijk Mij aan en laat Mij je nu horen; 

(Het is waar, ik had God gedurende enige tijd verwaarloosd; onze verhuizing naar een ander land hield mij bezig met andere dingen.) 

sta Mij toe je nog even te gebruiken; 

Ja, Heer. 

heb Mijn zegen; 

Ik zegen U, Heer.