10 januari 2022

Ach Heer! Ik sta volledig tot Uw beschikking en probeer zorgvuldig te lopen; kom dan en verberg me in Uzelf; verscholen in U, weet ik dat ik me zal verschuilen in het Leven; U weet dat ik nog steeds niet helemaal begrijp hoe het mogelijk is dat een onbeduidend schepsel zoals ik, aangetrokken werd om met U verstrengeld te zijn. U gaf Uzelf helemaal aan mij en verborg mij in Uw warme Omhelzing; dicht tegen Uw Hart aan, voelde ik Uw onvoorwaardelijke Liefde en voelde me Thuis, geborgen en zorgeloos, U toebehorend en getroost… 

Mijn Vassula, Mijn Hart is er voor iedereen; Ik ben de Bruidegom van al diegenen die Mij accepteren; zij zijn met Mij verbonden en zij worden Mijn bruid, en jij, kleine narcis, heb Ik jou niet geleid naar het Huis van David? gezegend ben jij die Mij zoekt en vindt; gezegend zijn zij die achter Mij aangaan en naar Mij verlangen, nooit meer zullen ze enige aardse substantie willen omarmen, want in Mij zullen ze gelukzaligheid en ware Rijkdom vinden; Ik zal hen dan op Mijn beurt bezitten, Ik zal hen met een grenzeloos medelijden en met tederheid behandelen; en ja! Ik zal hun Instructeur worden, hun Bruidegom, hun Metgezel en vriend, hun familie, hun alles, zodat ze de fontein van Wijsheid nooit zullen verlaten! met Mij zullen zij kennis en begrip leren… 

herinner jij je Mijn Vassula,[1] ja! toen Ik je eens zei: Ik zal je slechts ‘passie’ geven; toen vroeg je verbijsterd: ‘passie?’ ja, ‘passie’ zei Ik tegen je; wel, misschien heb je nu begrepen wat Ik bedoelde, en oh, wat ben Ik blij! toen Ik Mijn Gelaat[2] aan je had geopenbaard en je werd opgetild om Mijn Glorie te aanschouwen, snelde je ziel met vreugde naar Mij toe, luid uitroepend: “U bent mijn God, U alleen bent mijn Redder!” en je ziel, met een onverzadigbare dorst naar Mij, leerde naar Mij te verlangen met een brandende passie en goddelijke liefde; je stond in vuur en vlam en gehuld in Mijn Omhelzing, hield Ik je passie voor Mij levend, totdat je ziel werd verwond door Liefde, ja, Mijn Onsterfelijke Glans verwondde je; 

hoor Mij: Ik heb je in Mijn jaloerse Liefde bezield om met hartstocht naar Mij te verlangen en heb je verwond toen Ik je Mijn Schoonheid openbaarde! Ik veranderde je van een uitgedroogd land in een rijke aarde waar Mijn zaden van Liefde je zegenden om uit te groeien als tot een olijfboom met fruit beladen om hemels voedsel te hebben voor iedereen;

als deze verarmde generatie zich maar eens omkeerde in plaats van een pad in te slaan dat hen nergens anders heen leidt dan naar de dood…

als ze zich maar eens Mijn Barmhartigheid zouden herinneren! en hoe rijk aan Vergeving Ik ben, in het vergeven van al hun beledigingen, dan zouden ze plat op de grond neervallen om Mij in aanbidding en met ontzag te vereren! 

Ik ben je tedere Beschermer die je ondersteunt, die je kroont met Liefde en Tederheid en die je verlost heeft; Ik ben je Cantor, die zoete, hemelse melodieën zingt om je hart te betoveren en je zwakheid en angst te sussen; 

weet je? wanneer Ik naar de buitenwereld kijk met zijn verschrikkelijke schouwspelen, en het luide oorverdovende geschreeuw dat uit deze wereld komt, bloedt Mijn Hart; maar, Mijn Vassula, Ik vind Mijn rust in de stilte van die harten die Mij liefhebben; hoor Mij: breng aan het licht wat je nauwgezet van Mij hebt geleerd, en geef deze Kennis vrijgevig door aan deze generatie; 

spoedig zal de Hemel zich naar beneden buigen, want de zuchten van hen die nu gevangenen zijn werden gehoord; want Ik ben een God van Liefde, Ik ben een God van Vriendelijkheid; Ik sta er altijd om bekend dat Ik aan de kant van de verdrukten sta; 

wacht en je zult zien… Liefde bemint je! ic


[1] Ik flapte eruit: ‘Ik hou ervan als U zegt: “Mijn” Vassula!’

[2] Zijn Liefde