7 januari 2002
Mijn vrede geef Ik je, Mijn bloem; wil je iets tegen Mij zeggen?
Ja, Jezus, ik wil iets tegen U zeggen; ben ik Uw atlete[1]? Negeer mijn vraag alstublieft niet;
Ik ga je vraag niet negeren; Ik kon uit je gezichtsuitdrukking opmaken dat je uiteindelijk hebt begrepen dat Ik je inderdaad heb betrokken bij een strijd; ja, jij bent Mijn atlete; Ik ben je Trainer en Ik heb je getraind om er een te zijn, nietwaar?
Laat mij dan een atlete zijn met een ontembare ijver voor Uw Huis;
laat het dan zo zijn dat door jouw mond Mijn Woorden nu weerklinken en voor komende generaties; Mijn Woorden zullen de onbeschaamden stoppen, de geleerden en de goddeloze uitingen van al diegenen die Mij tot op de dag van vandaag niet hebben ontdekt maar vertrouwen op hun eigen kracht; alleen omdat zij de taal van een redenaar hebben, betekent niet dat het ze zou verheffen tot de verborgen mysteries van de Heilige Geest!
ach, Vassula, Mijn dochter, je ziet, het is geen lichte last om het Kruis van Eenheid te dragen; Ik moest iemand tot atlete vormen die met Mij zou rennen, zichzelf alle aantrekkelijke dingen zou ontzeggen die deze race zouden vertragen; Ik heb je gevormd om een atlete te zijn om je in staat te stellen je hart en je verstand toe te wijden om gelijke tred met Mij te houden en je voeten niet langzaam vooruit te laten gaan;
Ik heb eens gevraagd: “wie kan lijden, laster, achteruitzetting, speeksel en vervolging verdragen? wie kan Mijn volk, Mijn Kerk, onvermoeibaar alle Kennis verschaffen die ze zal verwerven van de Heilige Wijsheid en tegelijkertijd tot ieders beschikking staan? wie zou gehoorzaam zijn aan Mijn Wil en Mijn Geboden en leugen kunnen onderscheiden van waarheid en wat goed is van kwaad? wie zou zichzelf uitdrukken zoals Ik Mijzelf zou hebben uitgedrukt en instemmen met veel van Mijn opdrachten? wie zou Mijn Woorden preken op een koninklijke en melodieuze manier, en de harten van Mijn volk ontbranden? en wie zou geduldig elke beproeving verdragen en elke gesel wanneer zij getuigt van de mystieke eenheid tussen Mij en Mijn schepselen? om dit alles te verduren en te volbrengen zou Ik een verarmde ziel moeten vinden, zwak en broos; in dit soort armoede vind Ik breedte en wijdte, hoogte en diepte om deze enorme ruimte met Mijn wonderbaarlijke Rijkdom te vullen; in haar zwakheid zal Ik haar zeer overvloedige Sterkte zijn en haar Koninklijke Autoriteit; in haar broosheid zal Ik haar onuitsprekelijke Vrijgevigheid zijn;”
dus verwaardigde Ik Mij in Mijn genadige minzaamheid jou te kiezen, je te trainen en je te vormen tot een atlete; nu heb Ik de voldoening je ijverig te zien om Mij te behagen door bereidwillig het slagveld in te gaan; kom altijd en zoek Mij spontaan op elke moment; Ik ben je Broer, je familie; Ik, die het stralende licht ben van de heerlijkheid van de Vader en de volmaakte kopie van Zijn goddelijke natuur, zegen je;
Heer, Uw bezoeken hebben mij opgewekt en ik geef eer aan Uw oneindige Barmhartigheid. En toch, Heer, heb ik nog een andere vraag:
Hoe komt het dat als U zegt dat door mijn mond Uw Woorden zullen weerklinken en hun uitwerking hebben op velen, Uw Woorden soms, zelfs als ze met vurigheid gesproken worden, zo weinig effect hebben; ze zelfs, als ze komen van de Godheid Zelf, en mijn hart met goddelijke Liefde vullen niet iedereen ontroeren? Ja, en er zijn zelfs zielen die niet schijnen door te dringen in Uw Woord maar lusteloos blijven; rent Uw atlete rondjes in lege cirkels?
Mijn lippen verlangen vurig Uw rechtvaardigheid te verkondigen, Uw wonderen, en ik had gehoopt een sympathieke reactie te ontvangen zodat het U troost en U uit Gethsemane zou halen en U zou toestaan wat frisse lucht in te ademen in plaats van de bittere en kwellende lucht van Gethsemane;
ik voel soms dat Uw atlete tekortschiet tegenover U en dat veel atletisch werk tevergeefs is; ik werk en put mij uit Uw Gebod te gehoorzamen om de Kerk te doen herleven, mooi te maken en te verenigen en de structuur van de Kerk weer op te bouwen door de kracht van de Heilige Geest; ik probeer trouw Uw Opdracht aan mij uit te voeren, maar het lijkt dat na een hoop zweet en met een hoop geworstel, na een deel van de muur van de structuur te hebben omgevormd, lo en aanschouw, wie komen daar aangedraafd? Onderdrukkers; onderdrukkers verschijnen in de nacht om met één slag de net gebouwde muur te slopen; nadat ze al hun emblemen hebben opgespeld om hun autoriteit te tonen, sluipen ze voort als slangen en doen hun werk; alle zweet en bloed dat al deze jaren is vergoten, is dat tevergeefs geweest?
Als de duivels geen mensen kozen om door hen hun kwade onheil te volbrengen, wie is het dan die deze mensen deze gruwelijke misdaden en deze duivelse uitzinnige daden dicteert?
Vertel mij, Heer en Soeverein, heb ik beantwoord aan Uw opdrachten? Heb ik eigenlijk wel iets zichtbaars opgebouwd dat waard is U te eren? Zien mijn ogen misschien aanhoudend oppervlakkig? Heeft de eenheid enig licht gezien of is ze een of twee inch gevorderd? Heb ik met alle genaden die ik heb ontvangen eigenlijk iets gedaan tot Uw eer? Of draai ik rond in cirkels? U hebt mijn geest begiftigd met een profetische gave, wat heb ik U daarvoor teruggegeven, mijn Heer, voor alles waarmee U mij hebt gesierd in Uw uitbundige liefde?
Op welke wijze ben ik nalatig geweest?
Van U, die koningen op tronen verheft, is bekend dat als zij trots worden op hun oneindige heerschappij, U ze dan boeit met ketenen en ze bindt in de slavernij van het lijden.
Ik ben een getuige en ik kan getuigen dat ik heb gezien en waargenomen hoe machtige mensen vallen als ze niet naar U luisteren; Uw goddelijke rechtvaardigheid kwam op hen neer als een bliksemslag en vernietigde hen samen met hun trots. Toch, verzuimde Uw Barmhartigheid niet hun een aantal malen alles te laten zien wat zij hebben gedaan en al hun zonden van hoogmoed te laten zien die zij hadden begaan.
In vroeger dagen moest ik lijden om te leren niet van U af te dwalen; in latere dagen leed ik nog steeds bij het zien van de arroganten die U beledigen; deze dagen lijd ik nog steeds bij het zien van zoveel onverschilligheid tegenover Uw Barmhartige Oproep; Lijden is mijn dagelijks brood geworden …
Ik heb je de Bron[2] van profetie gegeven en door Zijn onderrichtingen en goede raad heb je Mij je hart en je wil gegeven; deze twee dingen zijn voldoende voor Mij; wat betreft je mislukkingen en je te kortkomen heb Ik aangevuld waar jij tekortschoot, en in Mijn uitbundige liefde die Ik voor je koester voelde Ik me verplicht Zelf moeite te doen waar jij tegenover Mij tekortgeschoten was; in Mijn vaderlijke Barmhartigheid keek Ik naar al je onoplettendheden zoals een vader zou kijken naar de onoplettendheden van zijn eigen kleine kind: met medelijden en aanstonds bereid met tederheid bij te springen, tedere woorden van liefde fluisterend om je niet af te schrikken, terwijl Ik je nogmaals toonde hoe Ik Mij om jou bekommer en om je eigen vooruitgang;
wat betreft de pijn die je lijdt voor het belang van Mijn Kerk en voor Mij, Mijn zuster, Mijn kathedraal, wanhoop niet; met een enkele oogopslag herbouw Ik wat neergehaald is; Ik heb je eens Mijn Beker laten zien, en Ik wenkte je om Mij te volgen zodat Ik je kon bekleden met Mijn Gewaad, je kon omgorden met Mijn openbaring, en je Mijn Woord kon toevertrouwen;
o, vreugde van de Vader die op het punt stond geworpen te worden in de dalen, de zeeën en de bergen! geschapen voor dit doel om trotsen en arroganten en de klank van hun gebras te vertrappen en hen tot zwijgen te brengen; toen Ik jou Mijn Beker liet zien, stond je op en zei: “Jezus, sta mij toe eruit te drinken en U zo alles aan te bieden wat U troost kan geven;” en Ik, ontroerd en verheugd over je aanbod, leunde op jou en omarmde je; Ik hield een kleine narcis[3] in Mijn Armen; nauwelijks geboren en nauwelijks gezond geworden, en toch helemaal hart; je broosheid heeft Mij meer dan eens tot tranen bewogen en meer dan wie dan ook in de gehele wereld! hier was je, amper geboren maar toch deed je al afstand van je wil en bood Mij je ziel en lichaam aan, zonder voorbehoud; bovenal, je kleine handen moedig uitstrekkend naar Mijn Beker, verhaastte je jezelf naar het Altaar, om Hem naar je lippen op te heffen en eruit te drinken!
toen Ik je resoluut en met beslistheid naar het Altaar zag rennen, werd er een groots geluid gehoord vanuit de hemel, zingend: “Alleluja! glorie zij onze Heer die haar veroverd heeft!” hierna, bracht Ik de Beker naar je lippen en vroeg je Hem alleen te proeven maar Hem niet leeg te drinken; Ik zei: “breng Mijn volk tot Mij en breng allen samen rond één Altaar; spoor alle naties aan gehoorzaam te zijn aan het geloof ter ere van Mijn Naam; laat hen zien hoe absurd het is verdeeld te blijven; Ik zal altijd aan je zijde zijn;”
Ik zeg U dank, mijn Heer,
voor Uw Liefde en Trouw;
Ik inspireer tot liefde; je kunt voor altijd in de Hoven van Mijn Huis blijven; daarbinnen heers Ik met Majesteit en in een voorname stijl ben Ik een Vriend voor Mijn bezoekers en geef Ik hen steeds raad welke weg te volgen en op deze manier leid Ik hen naar waar Ik verkies …
wees sterk en houd je hart dapper, Mijn atlete;
[1] Dit woord kwam tot mij door inspiratie.
[2] Dat is de Heilige Geest.
[3] Ik verbaasde mij erover waarom Jezus mij van alle bloemen “narcis” noemde; zou het kunnen zijn omdat deze bloem tijdens de vastentijd bloeit, wanneer Jezus Zijn Passie beleeft?