8 maart 2000
Lijfwacht van mijn ziel
U hebt door Uw Tegenwoordigheid
mijn ziel met mirre besprenkeld,
en mijn hoofd bedekt met zoetgeurende parfums;
en nu ben ik weer met U,
Uw nabijheid is rijkdom voor mijn ziel, mijn geest en mijn hart;
nabijheid tot Uw koninklijke Vrijgevigheid
maakt mij sterk en verlangend,
verlangend om een onoverwinnelijke heiligheid te bereiken …
Ik bemin je; zelfs in zo een ellende kan Ik Mijn vreugde vinden en Mijn Woord kan in jou verblijven door Mijn transcendentie; Ik spreek niet alleen voor jou en voor deze generatie, maar Ik stel dit alles ook te boek voor de volgende generatie, zodat een geslacht dat nog geboren moet worden Mij, je God, kan prijzen; kijk hoe Ik nu neerbuig vanaf de hoogten van Mijn Heiligdom …
ach, Vassula, de Hemel heeft zich nooit zo dicht naar de aarde gebogen als nu; enige tijd geleden kon Ik vanaf de aarde een of twee zuchten horen, maar nu; hoor Ik nauwelijks iets; daarom ben Ik geraakt om medelijden met je te hebben, generatie;
wat Ik van het lijk hoor op een snoevende toon is: “kijk! ik kan in een woestijn leven als de pelikaan; ik kan in een ruïne leven als een kerkuil; ik kan zonder God leven, want ik kan het beter doen dan God …”
dan wend Ik Mijn Ogen de andere kant op en kijk naar Mijn Eigen huisgenoten en zie hooghartige blikken, trotse harten, wantrouwen, laster, kardinaal tegen kardinaal, bisschop tegen bisschop …
Heer! vertelt U mij nu
dat Uw Hand te kort is om te verlossen?
Hebt U plotseling niet de Kracht om te redden?
U staat erom bekend niet snel boos te worden,
maar dat U niet traag bent in het tussenbeide komen en redden!
dus waarom wacht U?
Waarom komt U niet tussenbeide? Nu!
durf je Mijn Wijsheid uit te dagen? provoceer je Mijn Almacht?
Ach, Heer,
om Uw huishouding op te richten
kan ik mijn leven geven en ik heb het gegeven;
maar mijn vurige ijver voor Uw Huis verteert mij,
en als het er op aan komt Uw Huis omhoog te heffen,
zodat het niet valt,
heb ik mijn ziel en lichaam gegeven,
zonder te letten op de gevolgen;
ik heb bloed gezweet
en soms bloed uitgespat door de gesel die mij vermorzelde,
en U weet het;
ik was overgeleverd door de Uwen
nadat zij mij hadden opgejaagd als wild;
maar van mij werd geen klacht gehoord;
zonder reden behandelden zij mij als een afvallige,
maar ik doorstond alle beproevingen op mijn pad,
want Uw machtige Hand weerhield mijn zwakheid;
mijn dagen wervelen als stof om tot stof terug te keren,
en ik zie geen einde aan Uw Heilige Doodsstrijd;
dus hoelang nog moet ik blijven zeggen:
“moet ik nog te lang leven onder mensen die de vrede haten?”
Hoelang moet ik de hemel nog zien rouwen
rouwend om zijn huisgenoten en zijn heilige Stad?
Moet ik passief blijven
terwijl U onnodig opnieuw gekruisigd wordt?
U kent mij, mijn Heer,
U die mij als een esdoorn uit Egypte hebt omgedraaid,
opdat ik naar elk land zou gaan,
ook al zou ik moeten kruipen, als U dat beveelt,
en overal Uw aan mij gegeven woord zou zaaien;
zelfs op de bergtoppen, zou ik gaan
en omlaag naar de ravijnen;
U kent mij, Heer,
mijn mond zou niet met
Uw Wijsheid willen argumenteren, noch met Uw Almacht; nooit!
Maar de zuilen van de hemel beven,
vervuld van ontzag door alles wat zij zien in Uw Huis;
de engelen beven door de geweldige gesel
die ons in de komende dagen te wachten staat;
dus hoe zou ik mijzelf kunnen oprichten in de chaos?
Vassula, Ik zal je in het kort iets vertellen, iets wat jij niet weet, maar laat Mij je alvast dit zeggen:
Ik ga in jouw eigen dagen iets doen[1] dat je niet zou geloven als het je zou zijn gezegd … dan, dit is wat je zou moeten weten: Ik heb in dezelfde Huishouding waarover Ik je heb verteld, een kleine rest voor Mijzelf bewaard, gekozen door genade, niet vanwege hun goede daden; zij zijn: een gefluisterde echo van Mijn Stem; is het niet aannemelijk dat Ik deze gefluisterde roepen hoor?
(Ik keek zijdelings naar Jezus en zei:)
heb ik U een moment een stijfkoppig gezicht laten zien?
Ik heb je het leven geschonken, Ik heb het oog van je intellect geopend om Mij te begrijpen, Mij te zien en alle onzichtbare dingen te zien; Ik heb je oor geopend met druppels mirre om als een leerlinge te luisteren en Ik heb je van spraak voorzien; Ik heb je voeten geplaatst op de weg die Ik wilde dat je gaat, vergezeld van een prins uit de hoogste rang van de Aartsengelen; Ik heb je aangeboden uit Mijn beker te drinken, dus, zal Mijn Hand je dan ruw behandelen? je hebt Mij je leven geofferd als een vergoeding voor de rebellie en voor de verdeeldheid van Mijn Kerk; Ik ben ontroerd door je vurige ijver en je zorg om Mijn Huisgezin; Ik ben blij dat Ik je niet in plaats daarvan heb horen zeggen:
“verlaat die plaats, want Uw Ogen zijn te puur om te zien wat U ziet, laat ze aan hun lot over en raak niets onzuivers aan daar …”
Ik stond eenvoudig versteld van verbazing over je moed, maar Ik had vuur uit je voortgebracht; Ik heb je mond geopend …
beminde, Ik heb eens tegen je gezegd, dat elke fijngevoeligheid van de kant van Mijn schepselen om Mijn wankelend Huis te herstellen, Mij diep raakt; Ik heb je niet, Mijn Vassula, alleen benoemd tot Mijn rechtvaardige heraut, maar ook als Mijn schildwacht van het Huis van het Westen;
wanneer je een woord hoort uit Mijn Mond, aan jou gegeven, ben je, gebonden aan je geloften van trouw aan Mij, verplicht Mijn woord van waarschuwing door te geven aan hen tot wie Ik je zend; als je zou weigeren Mijn woord door te geven aan hen, zou Ik je verantwoordelijk houden; maar wanneer je Mijn woord aan hen doorgeeft en zij geen berouw hebben, zullen zij sterven vanwege hun zonde, maar jijzelf zult ongedeerd blijven en je zult niet verantwoordelijk worden gehouden noch zul je sterven;
Ik heb je niet alleen aangesteld als een bemiddelaar voor het Huis van het Oosten, maar ook voor het Huis van het Westen; als je Mij hoort overlopen van toorn om hun onbuigzaamheid die hen gescheiden houdt en dus in zonde, moet je voor hen bemiddelen zoals je hebt gedaan;
Mijn Koninklijke Autoriteit zal dan mild handelen met Mijn Huisgenoten; maar wat betreft de trotsen die geen berouw zouden hebben, die zal Ik uittrekken met wortel en al en in hun plaats zal Ik de eenvoudigen planten; van Mij is bekend dat Ik de trotsen omverwerp; trots is niet uit Mij voortgekomen maar uit de duivel …
dus, wees rijk in armoede; en bevloei dit dorre land met Mijn profetieën aan jou gegeven; wie bevloeit zal door de Koning Zelf worden bevloeid; dan zal de Koning Zelf je eer bewijzen en Zich tot je richten in poëzie en hymne; Hij zal je mond vullen met honing en je zult voor Hem spreken tot de naties;
Ik zal je genadig zijn en je meer van Mijn Vriendschap geven; wees blij, dochter; je Koning heeft je begunstigd en je gekleed in brokaat, en parfumeert je in Zijn Tegenwoordigheid, terwijl een vleugje mirre van Zijn gewaden geurt; Hij heeft je toegelaten in Zijn paleis en je toegang verleend tot Zijn bruidskamer; Ik zeg je, dochter: in Mijn Huishouding zal Ik Mijn tred aan jou doen voorafgaan; Ik en jij samen, met alle soorten prinsen uit de hoogste rangen van de hemel in ons gevolg en wij zullen binnengaan in Mijn Heiligdom, terwijl Mijn Tegenwoordigheid als dauw op hen zal komen; tast dus niet met de sikkel maar houd hem goed vast en ook met een vaste greep en oogst, Vassiliki, oogst! oogst waar de vingers van Mijn engelen je aanwijzen te oogsten en je zult het loon van de deugd oogsten;
geef aan je Koning evenveel als Hij aan jou heeft gegeven …
Ik ben maar een windvlaag,
hoe kan ik U evenveel geven als U aan mij hebt gegeven?
U hebt mij Leven gegeven!
Ik zal nooit, maar dan ook nooit en te nimmer, echt nooit
in staat zijn U ook maar zoveel als een sprankje te geven
van wat U mij in Uw genadige minzaamheid hebt geschonken!
Ik weet het … maar geef Mij zoveel als je naar vermogen kunt geven; ontledig jezelf van alles wat van Mij komt en goed is en bied het Mij aan;
(Ik begreep toen dat onze Heer niet alleen vroeg Hem alleen mijn diensten aan te bieden, maar om ook beschikbaar te zijn, anderen te bereiken en uit mijn sleur te komen, om ten dienste te staan van de mensheid en hen zoveel ik kan te helpen, ‘de naaste’ te dienen, de deugd te beoefenen en niets voor mijzelf te houden.)
ja, geef! geef aan hen die van jou verwachten, en getuig van Mijn Goede Werken en Ik zal met je zijn; en zoals Mijn Vader enige tijd geleden tot je zei, zeg Ik je hetzelfde: “ook al vallen er ravijnen op je en bedekken je zwarte wolken, en ook al bedekken je kluiten aarde, Ik verzeker je, Ik zal met je zijn, en je zult ongedeerd blijven;” onthoud: er is geen grens tussen jou en Mij; Ik ben altijd met je, Mijn beminde; ic;
[1] Vanaf die datum waarop de boodschap was ontvangen, 8.3.2000, kregen we in minder dan twee weken, terwijl we op pelgrimage waren in het Heilig Land met leden van Waar Leven in God, toestemming van het Grieks-Orthodoxe Patriarchaat van Jeruzalem om tweemaal de Orthodoxe Liturgie mee te vieren met vooraf gewijde gaven, in de Kerk van het Heilig Graf en op de Berg Tabor, en een uitnodiging aan allen om de Heilige Communie te ontvangen; wij waren met 450 mensen van elf kerkelijke denominaties, en er waren geen beperkingen of verbod om de Heilige Communie te ontvangen.
Ik denk dat het de eerste keer was in de geschiedenis, sinds het grote Schisma, dat de Grieks-Orthodoxen, IEDEREEN uitnodigden om het Heilig Lichaam en Bloed van Christus te ontvangen. Ja, inderdaad, Jezus, ik zou het niet hebben geloofd als dit mij van tevoren was gezegd dat dit zou gebeuren! Glorie zij God!