18 februari 1997 

Mijn Psalm en mijn Hymne,
mijn Amen,
mijn Broeder, mijn Zuster en Vriend,
mijn Vader en Moeder,
mijn Zoete Geur en mijn Wierook,
mijn Zonneschijn en mijn Licht,
mijn Schitterende Vlam die nooit ophoudt te schijnen,
mijn series Feestbanketten,
mijn Veiligheid en Rots van mijn sterkte,
mijn Groei en mijn Overvloed,
mijn Portaal naar de Eeuwigheid,
wat doet U opspringen van vreugde
bij het zien van dit vlokje stof dat U voorbijgaat? 

zijn absolute nietigheid doet Mijn Hart opspringen met zoveel vreugde dat Ik de aandacht trek van Mijn engelen die Mij omringen; 

U en U alleen bent mijn Beker … 

wat zal Ik niet geven aan iemand die zo zwak is … wat zal Ik er niet voor doen … moge je wedloop met Mij in de wereld gezegend zijn, want hij zal veel zielen redden;

laat zelfs de bergen en de heuvels diep buigen bij het horen van Mijn Lofzang van vrede die Ik heb gegeven aan Mijn volk; herinner hen eraan dat Ik de armsten[1] zal verdedigen; vertel hun dat in jullie dagen de deugd zal beginnen te bloeien, en een universele vrede spoedig Mijn schepping zal bedekken, want Mijn Rijk zal zich uitstrekken van zee tot zee; en het Beest zal terugdeinzen voor Mijn Tegenwoordigheid, en je vijanden, die Mijn vijanden zijn, zullen in het stof kruipen; de Amen is op Zijn weg om elk ras te zuiveren met een verterende vlam, want Ik haat de praktijken van de afvalligen; de hemelen zijn nu aan het werk, draag Mij dus als een rijk kledingstuk, om, tijdens onze reis, de woorden van de Amen aan te kondigen; volg Mij in Mijn voetspoor dat doordrenkt is van Mijn Bloed;

Ik heb je lief, kind, draai je om en kijk naar Mij en zeg Mij dan dat je Mij ook liefhebt; liefde eindigt niet bij Mij, Mijn Liefde duurt eeuwig en is zeker; probeer Mij dan na te volgen; vul jezelf met Mijn Liefde;

Ik, Jezus, zegen je; 


[1] Arm van geest.